reactie als voor de meest bevrijdende revolutie. Dat is natuurlijk een vreemde paradox; en tegenstrijdigheden worden snel ontweken door een flinke keus: Nietzsche is een fascist (-) Nietzsche is een revolutionair.
Het is ook niet gemakkelijk zo'n paradox uit te houden en te bedenken waarom Nietzsche zo vaak zichzelf tegenspreekt en dubbelzinnig denkt.
François Lamelle probeert wel verder te denken over ‘les deux politiques de Nietzsche’. ‘Nietzsche est, en un double sens, le penseur du fascisme: il est, d'une certaine manière, un penseur fasciste, mais il est d'abord le penseur de la subversion du fascisme.’ (Nietzsche contre Heidegger, thèses pour une politique nietzschéenne (Paris 1977)
Een paar opmerkingen slechts over de verhouding van Nietzsche tot het fascisme.
De kopstukken van het fascisme lazen Nietzsche niet of nauwelijks; laat staan begrepen hem.
Veel teksten die aanknopingspunten boden voor fascistische meningen zijn niet van Friedrich maar van Elisabeth Nietzsche - iets wat pas na de oorlog bekend werd.
Voor mij lijdt het ook geen twijfel dat Nietzsche slechts verachting voor het Hitler-regime over zou hebben; zoals hij evenzeer de machtspolitiek van Bismarck veroordeelde.
Ook staat vast dat veel van Nietzsches filosofie verregaand misbegrepen is. Zo de kerngedachten over de ‘blonde Bestie’, de ‘Wille zur Macht’ en de ‘Uebermensch’.
Eveneens staat het vast, dat er weinig anderen zijn geweest dan juist Nietzsche en bij voorbeeld Jacob Burckhardt, die zo indringend, met zo'n profetische blik, geschreven hebben - ik zal hieronder tal van voorbeelden geven - over de komende pervertering van de macht: over het fascisme.
Ook Menno ter Braak was er zich van bewust in een dubbelzinnige positie te geraken door zich samen met de nazi's op Nietzsche te beroepen in zijn strijd tegen die nazi's. Ter Braaks positie was zelfs, om drie redenen, nog moeilijker dan de onze.
Voor ons is het slechts een historische notie dat ook de nazi's Nietzsches leer misbruikt hebben. Voor Ter Braak was die pervertering realiteit. Een realiteit die steeds weer alle denken over Nietzsche in een verkeerd licht dreigde te stellen. Ook werd Ter Braak nog geconfronteerd met tal van brallende uitspraken waarvan wij nu weten dat ze van mevrouw Nietzsche-Foerster zijn. Tenslotte nog was Ter Braaks manier van Nietzsche begrijpen niet zozeer filosofisch, veeleer literair.
Nietzsche zelf - het is voldoende duidelijk - stelde, als de gedachte waar hem alles aan gelegen was, de eeuwige wederkeer van hetzelfde als hoogste wil tot macht. Die kerngedachte laat Ter Braak echter volledig buiten zijn interpretatie. Hij begrijpt Nietzsche vanuit diens leer van de ‘Uebermensch’.
Hierin volgt Ter Braak de meeste der interpretaties van Nietzsche in het begin van de eeuw. Ernst Bertram meent zelfs de leer van de eeuwige wederkeer een ‘trügerisch äffendes Wahnmysterium’ te kunnen schelden.
Maar zonder deze leer is ook de gedachte over de ‘Uebermensch’ niet te begrijpen. Deze immers is de mens die reeds leeft met de werkelijkheid van de eeuwige wederkeer. ‘Aus dem Glück des Uebermenschen heraus das Geheimnis, dass alles wiederkehrt.’ Tegenover de ‘Uebermensch’ staat ook niet zoiets als een ‘Untermensch’, zelfs niet een ‘Untertan’ - waarbij de hogere mens recht zou hebben de lagere te onderdrukken, te verdelgen zelfs. Maar tegenover de ‘Uebermensch’ staat ‘der letzte Mensch’: ‘Der Gegensatz des Uebermenschen ist der letzte Mensch: ich schuf ihn zugleich mit jenem’. De laatste mens is de mens die nog niet de wederkeer, maar ons rechte tijdsbegrip - waarbij het leven een aflopende zaak is, zonder, uiteindelijk enig gewicht, zonder doel - doorleeft. Zo doelloos en zinloos als het bestaan van de laatste mens is, zozeer is daarentegen ‘der Uebermensch, der Verklärer des Daseins.’
Geenszins dus is de ‘Uebermensch’ de verdrukker die met zijn ‘Wille zur Macht’ de anderen wenst te vertrappen.
De wil tot macht immers heeft noch met willen - Nietzsche ontkende de vrije wil - noch met macht - welke Nietzsche verfoeide - van doen. De ‘Wille zur Macht’ is Nietzsches uitdrukking voor zijn gedachte de tegenspraak tussen worden en zijn op te heffen. ‘Dem Werden den Charakter des Seins aufzuprägen - das ist der höchste Wille zur Macht.’
‘Wille zur Macht’ en ‘ewige Wiederkehr des Gleichen’ zijn beide uitdrukkingen voor het opgeheven zijn van de oude platoonse dualiteit: worden en zijn. Beide geven ze het leven weer nieuw gewicht, ‘das neue Schwergewicht’. Dat aan gene zijde zijn van het platoonse dualisme wordt, als het de tegenstelling worden en zijn betreft, uitgedrukt met de twee hierboven gegeven begrippen; en als het betreft het ‘jen-