Over dieren & kinderen
Dolf Verroen
Het is mij altijd als enigszins achterlijk voorgekomen dat volwassen mensen geboeid kunnen kijken naar bijvoorbeeld een beer die in een circus kunstjes doet. Maar als je niet vertederd naar een aap op wielen kunt kijken of niet verrukt bent van een olifant op een taboeretje, schijnt er iets aan je te haperen. Toch houd ik het er op dat iedereen gek is en ik niet. Hoe verknipt de menselijke gevoelens tegenover dieren zijn blijkt trouwens wel uit een van die wanstaltige Willem Duys programma's, waarin op het ene moment een zinnig pleidooi werd gehouden voor een dierwaardig scharrelkippenbestaan, terwijl het vorige moment op de meest wanstaltige manier kunstjes met krokodillen werden vertoond. Als je dan bedenkt dat zo'n dier doodgeschoten wordt als hij zich daar daadwerkelijk tegen verzet en een kind wordt omgepraat als het afkeer van dergelijk soort zaken vertoont, begin je pas te beseffen hoe smakeloos en abnormaal de mens (in het algemeen) is.
Gelukkig zijn er ook nog mensen die zulke kinderen (en dieren!) bijvallen. Eén daarvan is Janosch, die met het bij Junk uitgekomen Bevencircus Zampano een werkelijk schitterend prentenboek heeft gemaakt. En dan niet alleen schitterend door het onderwerp, maar vooral door de fantasievolle persoonlijke manier waarop hij het heeft uitgewerkt. Want in dat gekke, onbestaanbare verhaal legt hij precies de kern van zo'n schijnvertoning bloot: dat de temmer die de beer tot kunstjes dwingt wel doet alsof hij sterk is maar het niet is en zo'n beer maar een vlieg hoeft te verjagen om die belachelijke ijdele man de lucht in te krijgen. Als het spel tenminste eerlijk gespeeld wordt, zoals wel in dit boek, maar helaas nooit in werkelijkheid gebeurt. Een met erg mooie, precies op de tekst aansluitende platen geïllustreerd boek voor mensen die (hun) kinderen willen leren om zich in de situatie van anderen te verplaatsen, zodat ze kunnen begrijpen dat ‘anderen’ ook dieren kunnen zijn. Op deze manier zullen ze, denk ik, ook leren om later geen kolossale honden op hun flatkamertjes te houden.
Een even verhelderend, op onze leefsituatie afgestemd prentenboek is De laatste boom van Stepan Zavrel. Daarin gaat het over de natuur en op welke wijze wij daar mee omspringen. Het heeft een heel andere toon dan het Bevencircus Zampano, het is wat ernstiger, wat legendeachtiger, maar het blijft niet steken in theoretisch (milieu)gezever en het heeft minstens zoveel fantasie. Wie het berencircus heeft vertaald wordt helaas niet vermeld en dat is jammer, want die vertaling is zeker zo goed als de mijne van De laatste boom.
De uitgeverij Junk heeft zo langzamerhand een prachtige collectie prentenboeken opgebouwd. Een collectie met een eigen gezicht, bewust bijeengebracht en niet naar willekeur om mooie plaatjes of aardige verhaaltjes samengesteld. Prentenboeken die misschien niet direkt voor de allerjongsten geschikt zijn, maar wel levenslang meegaan. Ik vermoed trouwens dat iedereen zo langzamerhand wel verlost is van het denkbeeld, dat prentenboeken uitsluitend bestemd zijn voor jonge kinderen die nog niet kunnen lezen.
Ook Lemniscaat hamert er met iedere uitgave weer op dat een prentenboek geen plaatjesboek is, geen dooddoener om je lastige kind een tijdje zoet mee in een hoekje te krijgen. Ook in het door Jenny Wagner geschreven en door Ron Brooks geīllustreerde Borre en de nachtzwarte kater blijkt weer hoe verweven tekst en illustraties kunnen (en moeten) zijn en hoe een prentenboek een eigen vorm is, een vorm die bewust is gekozen omdat deze om dat idee de beste is. Ik zou ook inderdaad geen betere vorm weten voor dit weer prima door Niskos vertaalde verhaal over Borre, de hond, die geen inmenging duldt van de vreemde, nachtzwarte kat, die zich bij hem en het vrouwtje probeert in te dringen. De illustraties zijn groot en mooi - zullen door hun eenvoud en direktheid kleine kinderen vermoedelijk erg aanspreken, evenals het verhaal - maar je moet echt erg goed kunnen schrijven om in zo weinig woorden een geschiedenis met een zo diepe, menselijke achtergrond te kunnen weergeven. Het knappe van zo'n verhaal is dat alles wat er (in woorden) uit is weggelaten, angst, twijfel, verscheurdheid, er tussen de regels op zo'n sterk aansprekende wijze aanwezig is.
Dat geldt in veel mindere mate voor het bij van Holkema en Warendorf verschenen De Pobbel wiens tenen vevdwenen, geschreven door de in 1812 in Londen geboren en in 1888 in Italië gestorven Edward Lear. Maar deze Pobbel, een fantasiefiguur, heeft ook een heel andere funktie dan Borre, want hij is louter nonsens en vandaar ook dat je ‘als Pobbel, dat is algemeen bekend, zonder tenen veel gelukkiger bent’. Een kostelijk boek, erg leuk en aanspreekbaar voor kinderen geīllustreerd door Kevin W. Maddison (in 1946 geboren!) en uitstekend vertaald door, ja, door wie, ik weet het niet, want uitgevers hebben blijkbaar nog steeds niet veel op met vertalers, dus ook hier is de naam van de vertaler niet vermeld (zoals Junk in zijn prospectus ook nergens de naam van een vertaler noemt). Bij deze Pobbel des te vreemder, omdat het hier bepaald geen gemakkelijke vertaling betreft, namelijk berijmde verzen.
Nonsens ook in het nieuwe boekje van Miep Diekmann Wiele wiele stap, dat erg leuk door The Tjong King werd geīllustreerd en (door hem?) grafisch goed op de bladzijden werd ingedeeld en door Querido tenslotte voor de somma van fl. 5,90 op de markt gebracht. Geweldig!