Filmboeken bekeken
Henk Camping
Anton Haakman.
ACHTER DE SPIEGEL van Anton Haakman is om verschillende redenen een bijzonder boek.
Misschien moet ik beter zeggen een verrassend boek. Verrassend omdat Haakman zich in deze bundel essays presenteert als een goed verteller. Een romancier bijna, die terloops wat wetenswaardigheden vertelt. Haakman speelt in de verschillende hoofdstukken met zijn eigen kijk op het leven (liever in het leven) en zoekt daarvoor met woorden een uitweg. Intussen vertelt hij het verhaal van de pogingen van anderen om die ‘kijk op (in) het leven’ te verbeelden. De verbeelding van de werkelijkheid en de reproduktie daarvan is het onderwerp van zijn boek. De schijn van de werkelijkheid en haar schim, uiteindelijk geprojekteerd op het witte doek. Hij onderzoekt de drijfveren van de mensen die bezig zijn om met ingenieuze toestellen de illusie van de werkelijkheid te reproduceren. ‘Ik laat me leiden door Kircher, de geraffineerde bedrieger die zich bezighield met allerlei vormen van onpraktische, illusionistische techniek waaruit later de film is ontstaan. Onpraktische, maar leerzame techniek, want iedere machine, hoe zinloos ook, heeft bijgedragen tot een verandering in onze kijk op het begrip “werkelijkheid”. Iedere machine is een voertuig. Iedere machine verbergt een metafoor’. Zo verklaart Haakman het bijna oeverloos geschrijf over uitvinders en uitvindingkjes, die wellicht allemaal de voorlopers zijn van de huidige cinema. Hij had best wat minder uitvoerig kunnen zijn over Athanasius Kircher en Jules Verne, de twee grootste leugenaars aller tijden, (zij het dan dat de laatste het in onze waardering een heel eind heeft geschopt.)
Het eerste hoofdstuk (Reprodukties), dat over de praktijken van dit soort heren gaat, wordt gelukkig het best verluchtigd met, op het eerste oog willekeurige herinneringen.
‘Film en zondag hoorden bij elkaar. Dat film en zonde bij elkaar hoorden, was me al geruime tijd bekend, het was me goed ingepeperd. Een cyclus van preken tijdens de schoolmis was gewijd aan de gevaren die ons bedreigden:
a) het dansen, b) het flirten, c) het bioskooplopen. Met de laatste aflevering bereikte de reeks zijn hoogtepunt. Altijd zal het geflakker van de projektor me doen denken aan de vlammen van de hel’. Toch zijn deze autobiografische schetsjes nuttig. Ze verduidelijken Haakmans kijk op de werkelijkheid, waar de films die hij in de twee volgende hoofdstukken beschrijft onderdeel van uitmaken. Films waarin hun makers een nieuwe ordening van die werkelijkheid hebben willen scheppen. De kring is zodoende rond. In die twee laatste hoofdstukken beschrijft
Omslag: Leendert Stofbergen
Haakman hoe het verhaal in de film de werkelijkheid gestalte geeft en hoe de werkelijkheid het verhaal in de film beïnvloedt. Haakman rafelt daarbij de films van Alfred Hitchcock, Orson Welles, Luis Bunuel, Fellini en Rivette uiteen. Hun strukturen worden daarbij als glas zo doorzichtig. Al lezend moeten we ons echter realiseren dat het spiegelglas is, waarin we als we ervoor staan ons eigen achterhoofd zien.
Wanneer we de spiegel omdraaien staat daar Anton Haakman, die lachend wijst op een zinnetje boven het colofoon in zijn boek: ‘Iedere gelijkenis met bestaande personen of zaken is een illusie’.