Bzzlletin. Jaargang 6(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Hans Dorrestijn 3 Gedichten Dorrestijns Rondeel Wie zijn medemensen kent die slikt geen vitaminepillen, strychnine zou hij willen die ernstig zijn gezondheid schendt, wie zijn medemensen kent, hij nam uiterst giftig moederkoren, hij zou lachende de doodsklok horen. Wie zijn medemensen kent die ziet men heus geen appel schillen, die slikt geen vitaminepillen maar kopergroen, sulfaat, carbid en een doodsstrijd had hij niet: die is een fluitje van een cent voor wie zijn medemensen kent. [pagina 46] [p. 46] De Bekeerling Ik rook niet meer, ik drink niet meer en doe aan gymnastiek. Ik spook niet meer, ik stook niet meer en lees de encycliek. Vroeger was het andersom toen leefde ik niet zo braaf. Toen rookte ik en drinkte ik en klonk de pornograaf. Toen leefde ik nog liederlijk en telde dus nog mee. Ik hoestte en ik nieste en ik moest naar de WC. Toen zworf ik nog van hot naar haar, de toekomst stond niet vast. Ik was in dit tranendal een ongenode gast. Ik huilde op mijn kamertje en jankte in 't café. Ik had een hele berg verdriet, daar leurde ik toen mee. Verdriet om dit, verdriet om dat en altijd ziek en zwak. 'k Beoefende de treurigheid als ambacht, als een vak. 'k Werd om mijn treurigheid bekend en later zelfs bemind. Van al wat ongelukkig was, werd ik het troetelkind. Ik was het levende bewijs dat het nog erger kon. Men zag door míj́n tranen heen het schijnen van de zon. Altijd dronken, in de war. Dat vond men sympathiek. Ik rook niet meer, ik drink niet meer en lees de encycliek. Wel is het leven veel meer waard, gezond op 't platteland. Maar een rijk man die een appel eet, is die nog interessant? [pagina 47] [p. 47] De Frigide Vrouw 't Huwlijk werd een tegenvaller: met een frigide vrouw getrouwd. Niet een kruik was zij in bed maar een grafsteen zo ijskoud. Als een strijkplank lag zij naast hem. Hij lag wakker urenlang. Dan staarde hij in het donker naar plafond of naar behang. Zij vreesde als een adderbeet de zachte streling van zijn hand. Ten einde raad ging hij het bed uit en bluste zelf die natte brand. Daarna lag hij lang te woelen. Over de zaak zei hij geen woord. Een ander was al lang gescheiden of had zo'n ijspegel vermoord. Maar overdag als hij bij vijven, bij vijven uit zijn werk terugkwam, dan pas luchtte hij zijn woede, wijl hij een straffe borrel nam. Wat heeft hij zijn echtgenote gesard getreiterd en gepest. Eerst nog in een slecht humeur, maar allengs werd het opperbest: ‘Ik zit vaak aan dat van jou te denken, Els, is 't van hout van karton? Soms denk ik haast dat jouw geval volgestort is met beton. Goh, schattebout, het was weer naatje, hè, je had weer eens een keer geen zin. Vannacht neem ik misschien een milkshake en daar steek ik hem dan in. Haha!’ Hij lachte om zijn eigen grappen, al waren ze ook dom en flauw. En zo nam hij altijd wraak op zijn frigide vrouw. En hij ging door tot hij een traan zag. Dan was hij nog niet vol. Als ze hem smeekte op te houden, trok hij er zich niks van aan. En zo is het met alle mensen als ik het zo eens zeggen mag: de één deugt 's nachts niet voor een cent en de ander overdag........... Vorige Volgende