laire, Lautréamont. Van de Nederlanders: Joyce en Co, Komrij toch, al lijkt het op mijn werk. Maar niet alleen in die hoek hoor. Wat ik literair het beste van 1977 vond, en wat ironisch genoeg in de Revisor van december bij de ‘diversen genoemd werd, was ‘Koot droomt zich af’. Dat heeft natuurlijk ook met die taalkunst te maken. Alles wat om te lachen is, of om te huilen, vind ik mooi. Wat dat betreft voel ik me thuis bij mijn uitgever. Wilmink en in mindere mate Dorrestijn hebben die ontroeringskracht. Goed vind ik dat.
Die dekadentie in uw poëzie, in uw voordracht lijkt ons in schrille tegenspraak met de omstandigheden waarin U leeft en werkt. U bent leraar in Amsterdam, U bewoont op tamelijk eigentijdse wijze een etage waarin wij alles aantreffen wat in een burgermanswoning te verwachten is!
Ik ben een poseur... natuurlijk, Ik zie de verworvenheden van deze tijd niet graag aan mijn neus voorbijgaan. Ik kijk naar Kojak, Zeskamp en Toppop. Ik bezit in gedachten meerdere vrouwen per dag, maar ik zou me geen raad weten als Marijke er vandoor ging. Ik veracht van Agt, al weet ik niet wat er in het CDA-programma staat. Als U zo was als ik, zou U dan niet verlangen naar een wereld vol zwarte romantiek, lyriek en engelengezang?
Wij zijn zoals U, maar wij denken er niet aan om een gedicht te schrijven, laat staan een gedicht waarin de hoofdpersoon intieme handelingen verricht met een lijk.
U doelt op mijn gedicht ‘De Beul’ waarin de hoofdpersoon slechts liefde bedrijft met de vrouw van de ontslapene op diens graf! Dat is iets heel anders, maar dat ik gedichten schrijf... kunst maak... dat is een of andere gave, dat is een talent dat je meegekregen hebt. En dat jullie geen gedichten maken... tsja... en ik denk dat dat romantisch verlangen van mij uit diezelfde gave voortkomt... het kom ook door mijn ziekte...
Ziekte?
Dat is iets wat maar weinig mensen weten en waar ik ook liever niet te vaak over praat. Het heeft te maken met een teveel aan adrenaline in m'n nieren. Het gevolg is dat ik regelmatig en vaak op vaak ongelukkige momenten in een soort extatische toestand raak. Dat kan nu gebeuren, maar ook als ik voor de klas sta. Het geeft een vreemd, trillerig gevoel, terwijl je jezelf nauwelijks kunt beheersen. Het doet een beetje denken aan het moment vlak voor je klaarkomt, maar minder prettig, hahaha... Er is geen peil op te trekken wanneer het komt. Het overvalt je. Na zo'n aanval ben ik dagenlang depressief en dat gaat gepaard met iets van een hallucinerende nawerking. Een droomtoestand... je kunt het beschouwen als het direkte effekt van harddrugs. Dat kleurt mijn verzen... ja, ..maar dit moet U maar liever niet opnemen...
Is er niets aan te doen?
Niets, dwz., ik heb pillen om het te onderdrukken, want het kan dodelijk zijn. Overbelasting van het hart etc. etc. Dat brengt een hoop angst met zich mee en dan krijg je natuurlijk dat afzetten tegen de dood, dat ontkennen door overdreven koketterie, dat is heel menselijk hoor.
Hoe vaak krijgt U die aanvallen?
Per jaar een keer of 4....5. En je weet vooruit dat het terug blijft komen.
Merkwaardig dat U goedgekeurd bent voor het onderwijs.
Ik heb het ze nooit verteld en het is gelukkig nog nooit op school gebeurd... maar laten we het ergens anders over hebben.
Voelt U het niet als een bezwaar dat uw bundel eenvoudig is uitgegeven?
Kijk, het liefst heb ik mijn naam op een sjiek boekwerk met stofomslag, ingenaaid en de hele mikmak. Maar ik zou nooit bij Aarts weg willen. Noem mij één uitgever die niet kwaad de hoorn op de haak gooit wanneer ik hem om 3 uur snachts meedeel dat ik zelfmoord ga plegen... Aarts zegt dan heel rustig: ‘Ga je gang, Theo’, met die merkwaardige Waalwijkse tongval van hem. Dat vergeet ik nooit. Ik krijg ook zeer bruikbare stilistische tips van hem en hij is een goedkope gast, hij drinkt uitsluitend thee. Het is bovendien verstandig voor een dichter om in het fonds van een kleine uitgever te zitten. Want hoe gaat het met uitgevers. Die hebben een pakket nieuwe boeken die ze op beurzen aan de boekhandelaar moeten verkopen. Dus dan staat daar die vertegenwoordiger van De Bezige Bij met 20 titels, bovenop het nieuwe Bommelboek, daaronder de nieuwe Hermans waarvan de boekhandelaar er niet zes, nee waarvan hij er twintig moet afnemen. Dat is toch een hele bestelling en er staat intussen nog een stapel boeken waar ook wat van moet worden ingeslagen. Blijven nog een paar dichtbundels over en als het meezit gaat er van elk exemplaar één de deur uit. Dan loopt zo'n man verder en komt terecht bij Kees Aarts die uitsluitend dichtbundels heeft met bovenop Theodor Holman. Voel je het verschil! Die kerel is dan al gauw geneigd om er drie van te nemen. Er is meer aandacht voor. Aarts verkoopt meer exemplaren per bundel dan De Bezige Bij of een andere gigant van zo'n bundel, zelfs al was het duur uitgegeven, zou verkopen.
Daarbij komt nog dat ik druk bezig ben met een boek over de vrouwen van C.J. Aarts. Ik mag hem dus geen ogenblik uit het oog verliezen.
Dat is bizonder interessant.
Kees oefent een verrassend grote aantrekkingskracht op vrouwen uit. Daar kan ik wel eens jaloers op worden, al heb ik ook het een en ander meegemaakt.
Daar mag U het best over hebben, hoor!
Ach... nee, de lezers van BZZLLETIN...
Die vinden dat prachtig: