Met Schierbeek wandelen door het platteland
Andre Matthijsse
Bert Schierbeek - hij wordt dit jaar 60, ‘Lambertus Roelof Schierbeek, geb. 28 juni 1918 te Glanerbrug, gemeente Lonneker, zegt de documentatie - werd eerst weinig gelezen omdat hij onbegrijpelijke boeken zou schrijven. Sinds zijn boeken begrijpelijk zijn, dwz. sinds niemand meer met goed fatsoen durft te zeggen dat ze onbegrijpelijk zijn, wordt hij evenmin gelezen; begrijpelijk maar niet nieuw, oude koek en ja ja Schierbeek dat ken ik wel, zo ergens tussen proza en poëzie in heet het nu.
In gesprek van Max van Rooy (Hollands Diep 12) legde Schierbeek zelf de vinger op de wonde van zijn lezers: ‘Het wordt je altijd kwalijk genomen, wanneer je iets anders doet dat anders is. Maar dat associatieve is me niet kwalijk genomen vanwege de associatie, maar omdat je het niet doet in onmiddellijk herkenbaar verband: in een kort, of een wat langer gedicht. Als je met zoiets een heel boek volmaakt, dan raak je de weg kwijt en niemand wil graag verdwalen.’
Weerwerk, het laatst verschenen prozaboek van Bert Schierbeek, is weer zo'n boek om in te verdwalen. Tenzij je als lezer niet van plan bent om ergens heen te gaan, maar zomaar wat rond te wandelen door het platteland van Groningen, Frankrijk, het eiland Formentera, of zelfs Mexico. En ach, al die associaties. Voor zo'n wandeling is het niet beslissend dat je niet weet dat het boek Die Insel des zweiten Gesichtes, dat Schierbeek op blz. 109 zoekt, geschreven is door Albert Vigoleis Thelen en dat het op Mallorca speelt, dat andere eiland in de Balearen-archipel.
Belangrijk alleen is de spanning van het weerwerk. Weerwerk tegen de beschaving van het menselijk ongeluk.
soms tik jij tegen de wereld
meestal tikt ie tegen jou
een vogel levert weerwerk
En dat volgens het principe:
soms blijft een vogel zitten
dan tikt ie met zijn vleugels tegen de lucht
Zo filosofeert Marcel Baillon, een Franse boer, en hij zegt:
smelt het asfalt onder je poten
vallen de mussen van het dak
kunnen zich niet ophangen
Associaties. In Almunecar bij Motril, ten zuiden van Granada, staat een standbeeld van een engel. De verteller ziet de engel van de sokkel vliegen (‘engel vliegt van sokkel / neemt zich zelf op / geruisloos / vliegt weg / plein alleen’) en blijft op het thema variëren:
mijn oren allemaal totaal
Of:
‘soms kom je een kerel tegen
Waarmee weer twee thematische cirkels samen zijn gevloeid. Het tikken van de vleugels als symbool van vrijheid tegenover de even vaak gememoreerde zelfmoord. Vliegende engelen als fantastische middenweg, de fantasie om door het leven te laveren. Voor Bert Schierbeek: het lezen, denken, noteren, associëren. Hij leest (en citeert) met name Merleau-Ponty en Wittgenstein, denkt over het denken, het bewustzijn van het denken. Hij herinnert zich zijn verleden, fantaseert, droomt weg terwijl de maatschappij verder raast
zijn jat gelegd op de bijbel
en gezworen de constitutie van
de VS te eerbiedigen en te handhaven
God zij dank: het platteland neemt geen einde
en derhalve kan Bert Schierbeek wandelen door zijn jeugd, door zijn herinnering. Turen naar de zinderende lucht boven het vlakke landschap.
die grote gele groene en bruine
vlakken en de sloten en het kanaal
Dat is het beeld van het platteland. Een kleurenscherm dat andere beelden oproept. Eigenlijk is Weerwerk een boek voor een heel warme zomerdag. Of anders voor lezers die naar zo'n dag verlangen.