De waarheid als de koe bij de herdruk van K. Schippers' eerste bundel
Blijf kijken! Blijf kijken!
Henk Niezink
Bestaat er een objectieve weergave in taal van de uiterlijke werkelijkheid? De realisten geloofden in die mogelijkheid en deden hun uiterste best deze te realiseren.
De dichter K. Schippers, behorende tot de ‘nieuwe realisten’, heeft zo zijn twijfels. Bij hem kunnen wij een ambivalente houding waarnemen zowel ten opzichte van de werkelijkheid als van de taal.
Enerzijds wil hij de werkelijkheid herkenbaar maken door flarden alledaagsheid door isolatie in hun gewoonheid duidelijk zichtbaar te maken; anderzijds maakt hij de werkelijkheid door relativering discutabel, maakt er een andere werkelijkheid van, vervreemdt ze.
Zelf zegt hij er dit van: ‘Al mijn boekjes komen voort uit wantrouwen. Ten opzichte van alles. Ze zijn alleen resultaat van de twijfel. Niet van vertwijfeling, dat is iets anders. Maar van de twijfel die de broer is van de precisie. Je zet het gemak waarmee de mensen - en ik zelf ook - zich gedachteloos uitdrukken en formuleren, of het gemak waarmee ze kijken, op losse schroeven.’
Inderdaad zijn ‘onze ogen door systemen besmet’ en zou het wel eens zo kunnen zijn, dat de ‘gebruikswaarde’ van dingen (en mensen!) andere indelingscriteria overwoekert. De uitspraak van Schippers, dat ‘nieuwe decors de voorstelling doen veranderen’ is ook het overdenken waard.
Een aardig voorbeeld daarvan geeft hij in de volgende gedachte:
‘Vanmiddag passeerde ik een café, waar ik wel eens kom. Voor het raam zat een man die mij bekend voorkwam, maar ik kon hem niet thuisbrengen. Ineens wist ik het: het was de ober, die in mooi zwart aan een tafeltje zat. Hij had blijkbaar niets te doen, er stond zelfs geen glas voor hem op tafel.’
Wie zoiets opmerkt, behoeft nog geen bijzonder mens te zijn. Hoogstens zou je kunnen zeggen, dat hij aanleg voor fenomenologie bezit en waarschijnlijk wel gevoelig zou kunnen zijn voor de ideeën van Ludwig Wittgenstein (overigens, er zijn maar al te veel mensen die zulke dingen niet eens zién).
Het komt aan op de verwóórding van dit soort ervaringen.
Schippers doet dit zeer efficiënt, getuige ook een gedicht als De invloed van kinderen en het verkeer op de leeftijd van schooljuffrouwen.
Mooie schooljuffrouwen van een jaar of 22 uit de eerste klas, lijken altijd 27 door al die kinderen om hen heen. En 17 als je ze ineens op de fiets voor het stoplicht ziet wachten.
Heel huiselijk gezegd, komt het in beide gedichten (of gedachten) neer op het ervaringsfeit dat iets of iemand ‘gekleurd’ wordt door de omgeving.
En het spreekt vanzelf, dat een ‘vaste’ omgeving zal leiden tot een ‘vaststaand’ beeld.
Alles is echter betrekkelijk. Er zijn weinig dichters die dit zo virtuoos aantonen als K. Schippers (‘Voltaire lag eens in bed en dacht: “Misschien speel ik nooit met mijn kat, maar speelt hij met mij”. Onder het bed lag de kat en dacht hetzelfde’).
En wat nog interessanter is - of nog ‘erger’ zullen aanhangers van de oude school der poëzie zeggen -, zelfs het materiaal der dichters, de taal, wordt door hem gerelativeerd en aangetast. Schippers is een dichter die de beperktheid en de tirannie der taal telkens weer aantoont. Grappig is bijvoorbeeld dat hij een gedicht de titel Twee woorden meegeeft, terwijl het gedicht-zelf luidt: Vier woorden.
Dat twee woorden de betekenis ‘vier woorden’ kunnen hebben, ofwel dat de betekenis ‘vier woorden’ wordt weergegeven door middel van twee woorden, is ons allen uiteraard welbekend en toch veroorzaakt een dergelijk ‘gedicht’ een soort van kortsluitingseffect, waardoor de mogelijkheden en beperktheden van de taal ons duidelijker worden dan door een lange taalkundige verhandeling. En bovendien op een veel speelsere manier.