Bzzlletin. Jaargang 6(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] J. Bernlef vijf gedichten Een tekening van Giacometti Zijn harde potlood eindigt in een gom, hij draait het om en om en stuft vier lijntjes weg Met het puntje van zijn tong tussen zijn tanden veegt hij licht de tekening in Zo wist hij wat wij dachten tot verschijnt wat hij doorziet Wat als je even niet zou kijken je dan misschien vanuit een ooghoek ziet. [pagina 25] [p. 25] Bij foto's van Herbert W. Gleason Hij hield nog net zijn hand niet voor de lens (wanneer er mensen in de buurt waren natuurlijk wel) De duinen en de zee dat mocht de vuurtoren nog net maar dan graag overdag; vogelsporen al vol water helmgras, een enkele meeuw (niet te vermijden waren die helaas) Waarom drukte hij in godsnaam af wat wilde hij vastleggen, ons laten zien? (Hoe water lang- zaam vastloopt in het land brak wordt en verdampt de houten vissershuisjes aan de kant van het moeras of dat in wezen niets er eigenlijk toe doet en hij net als de beweging van eb en vloed soms zomaar wat achterliet door af te drukken?) Nog eens en nog eens bekijk ik zijn foto's maar nergens waait het dreigt onweer of gevaar en zelfs de zee telt als een kruidenier een voor een zijn golven voor hem uit. [pagina 26] [p. 26] Een schilde Rijen water toen gebeur. de Hij staat voor het raam denkt na over fruitschaal in landschap besluit (door werking van de spiegelruit?) tot landschap in fruitschaal en begint fluitend zijn werk denkt: het lijkt wel nergens op maar toch doet het me ergens aan denken. Alsof je uitkijkt door een raam zegt iemand anders later en niets ziet alleen het vage vermoeden dat er iets is geweest (ik heb dat wel vaker) alsof ik net wakker mij herinner verliefd maar op wie alleen in de kamer en dan voor het raam sta en kijk ik naar buiten wat ik dan zie is net zo verschrikkelijk wit ongeveer als dit schilderij. [pagina 27] [p. 27] Drie portretten van Eleonora Op Grippsholmen drie portretten van Eleonora - prinses mooi was ze niet maar wel rijk de drie schilders arm en drankzuchtig De een was een clown, gaf haar een neus als een boegbeeld en ogen op steeltjes, de tweede - oppassender - vijlde en poetste tot wat een goed gelijkend portret werd genoemd de derde (het lijkt wel een sprookje) in hem herken ik direkt het kleine, de op dat moment nog nauwelijks herkenbare toets Een vrouw als een ander en mogelijk zelfs dat niet maakt hij mogelijk met dit schilderij dat ik denk: waar dacht zij toen aan Niet dat het veel fraais zal zijn geweest maar zij begint wel te bewegen onder mijn blik alsof de wereld haar nodig heeft nog steeds (de schilder betaalde zij niet). [pagina 28] [p. 28] Naderend onweer Heel in de verte nog rolt iemand van de trap Dronken verhuizer die de rommelzolder Volstapelt met duister rondkolkend huisraad Met bijl en snijbrander nadert hij ons interieur In de palm van zijn hand nu vlak boven ons Valt in een flits zijn plan te lezen. Vorige Volgende