Franse kroniek
Pierre H. Dubois
Literair directeur Henry Bonnier van de uitgeverij Albin Michel, essayist, criticus en romanschrijver heeft zich een jaar of tien geleden gewaagd aan een onderneming die hij kortgeleden voltooide, namelijk het schrijven van een romancyclus met andere ambities dan gewoonlijk bij dit soort ondernemingen gebruikelijk is. Vooral veel grotere ambities, omdat ze zowel op het vlak van het verhaal (en enigermate ook van de vertel-techniek) als op het vlak van de betekenis van de inhoud van de stof betrekking hebben.
Die cyclus draagt de naam ‘La Prose de Vilmont’. Vilmont is een Franse provincieplaats herkenbaar als Apt, in Zuid-Frankrijk, waar de schrijver van zijn achtste tot zijn achttiende jaar heeft geleefd. De romans, een viertal, die de cyclus vormen hebben als centraal punt de familie Barrault, een familie van notarissen. De eerste roman Delphine dateert uit 1967, de tweede heet L'Amour des autres, 1970, de derde Un Prince, 1973, en de laatste, die in 1976 verscheen, draagt als titel Une Journée dans la vie d'Henri.
Die romans staan overigens allemaal los van elkaar, een beetje zoals de romans van Faulkner die betrekking hebben op de familie Sartoris, ze spelen zich alleen allemaal af in een milieu en in een kring die men geleidelijk aan leert kennen en waarmee de lezer zich vertrouwd kan maken. Een veel grotere eenheid is er niet, hoogstens -maar dat is dan een eenheid van een totaal andere orde- in de gerichtheid der intenties van de schrijver.
Wat in elk geval vaststaat is dat Bonnier een schildering geeft van een bourgeois-milieu en dat hij dit afwijst en dat wekt geen verbazing, wanneer men leest dat Bonnier's geestelijke herkomst het klimaat is van Emmanuel Mounier en het personalisme. Zijn voornaamste bekommernissen zijn de menselijke persoonlijkheid en de gemeenschap waarin die persoonlijkheid zich beweegt.
De opzet van de romans uit de reeks correspondeert dan ook aan bepaalde ideeën die Bonnier zich over de mens en de mens in de gemeenschap gevormd heeft. Dat betekent niet dat het tendensromans zijn geworden, allerminst zelfs, maar wel dat zijn verhalen zijn gebouwd op een bepaalde visie op de mens. In zijn eerste roman van ‘La Prose de Vilmont’, Delphine, beschrijft hij de vernietigende werking van het erotisme in de vrouwenfiguur waarnaar de roman is genoemd. De erotiek komt hem voor als een van de voornaamste bedreigingen van wat de menselijke persoonlijkheid kan ondergraven. Dat hij daarin overigens niet op overtuigende wijze is geslaagd, is stellig niet alleen omdat deze visie op de erotiek niet, of in elk geval maar zeer ten dele, aan de realiteit beantwoordt, maar ook omdat die visie onvoldoende realiteit is geworden in de auteur zelf en daardoor geleid heeft tot een abstractie, waarvan het personage van Delphine het eerste slachtoffer is geworden: hoe knap de roman, zuiver literair gesproken, ook mag zijn, zij blijft een figuur van papier.
In de volgende boeken wordt dat wel steeds beter. In L'Amour des autres wordt een gemeenschap onderwerp, gezien door een bejaarde telefoniste, die in een klein stadje al gauw beschouwd kan worden als de ziel daarvan waarin zich alles weerspiegelt.
Nadien is de ambitie van Bonnier naar steeds ruimtelijker proporties toegegroeid. Un Prince bleek, zij het dan nog steeds binnen de grenzen van Vilmont en de familie Barrault, een poging om te komen tot een analyse van de Franse mentaliteit tussen de twee wereldoorlogen. En die analyse vindt haar voortzetting in de jongste roman, Une journée dans la vie d'Henri, waarmee de cyclus besluit en die de periode van de jaren na de oorlog behandelt. Dit betekent overigens niet dat de reeks chronologisch aan het eind gekomen was, want die chronologie is in de opeenvolging van de verhalen niet de leiddraad geweest: het personage Henri komt ook in de eerste twee delen al voor.
De roman, zoals de titel zegt, strekt zich uit over één dag, van de ochtend tot de nacht, waarin Henri, een man van een jaar of veertig, en op zijn beurt, zoals de familietraditie het wil, notaris in Vilmont, wordt geconfronteerd met zijn bestaan, dat wil zeggen met de wereld waarin hij leeft en met zichzelf.
De structuur van de roman getuigt van een poging, die ambitieus mag worden genoemd, als dat niet pejoratief wordt begrepen: Bonnier doet een hoge worp en slaagt daar op zijn minst genomen in aanzienlijke mate in. Het is niet alleen de conceptie van de roman, die wil dat Henri in de loop van zijn dag een aantal ontmoetingen heeft die voor hem van belang zijn en die aspecten van zijn bestaan, facetten van zijn leven, elementen van zijn karakter en stadia van zijn ontwikkeling beurt om beurt centraal stellen, ontmoetingen met zijn moeder, een vriend, een bejaarde leraar, een hippy, een priester en tenslotte een kluizenaar. Er is ook nog een totaal ander patroon in de roman bespeurbaar, waarin gaandeweg tekening komt en die ‘en filigrane’ onder de andere structuur door blijkt te lopen.
Dat tweede en dieper liggende patroon toont een breder ritme, niet van dag en uur, maar van de seizoenen van het leven: jeugd, volwassenwording, rijpere leeftijd met de dienovereenkomstige temperamenten, de prille opgewektheid, de opwinding en onrust, de berusting en gelaten-