De nieuwe Latijns Amerikaanse literatuur/2
Mexico
Voorwoord A.L. Constandse
Wat de omvang aangaat van zijn bevolking komt in Latijns-Amerika de federale republiek Mexico (na Brazilië) op de tweede plaats, met ruim zestig miljoen inwoners in 1976. Het land behoort ook tot de meest geïndustrialiseerde gebieden van Midden- en Zuid-Amerika. Afgezien van de petroleum, die Mexico grotendeels zelf verbruikt, worden veel delfstoffen uitgevoerd naar Noord-Amerika, en in zijn nijverheid is veel kapitaal der ‘yankees’ belegd. De handelsbetrekkingen betreffen voor zeventig procent de Verenigde Staten. Terwijl de bovenlaag, gevormd door landheren, bourgeois, hoge ambtenaren en officieren, aldus georïenteerd is op Noord-Amerika - ook wat zeden en gewoonten aangaat - is de grote massa voor veertig procent analfabeet, voor twintig procent ondervoed, terwijl er 4,5 miljoen woningen ontbreken, zodat de krottenwijken zich onrustbarend uitbreiden. Het hoge geboortecijfer heeft tot gevolg dat de laatste tien jaar de bevolking met één derde is toegenomen. Daartegen is de vermeerdering van de voedselproductie niet opgewassen.
Vergroting van de kloof tussen arm en rijk, wildgroei van eert speculatief kapitalisme, inflatie (verdubbeling van de prijzen van 1968 tot 1975) en een groeiende werkloosheid hebben de sociale conflicten sterk doen toenemen. Stakingen, ook aan de universiteiten, guerrilla-activiteiten in verscheidene deelstaten en stijgende criminaliteit hebben de heersende minderheid aanleiding gegeven de republiek steeds meer het karakter te geven van een politiestaat. Hoewel de regeringspartij, de PRI, aan de linker- en rechterzijde zwakke oppositiegroepen toelaat, beheerst ze staat en maatschappij zodanig, dat ze de verkiezingen steeds weet te winnen, met vooruitstrevende en zelfs revolutionaire leuzen.
De oorzaak van dit merkwaardige verschijnsel is het feit, dat de grondwet van 1917 (nog steeds van kracht) als gevolg van de radicale revolutie van 1910-1916, zeer progressief is en zelfs de basis zou kunnen zijn van een socialistische samenleving. Ze voorziet in opheffing van grootgrondbezit, vorming van dorpsgemeenschappen (ejidos) nationale exploitatie van de mijnen, de basisondernemingen en de banken; zij baant de weg voor medezeggenschap van de vakbonden in de bedrijven. De PRI belooft al tientallen jaren, ‘de revolutie te integreren’, maar laat dit even consekwent na. De enige socialistische president, Cárdenas (1934-1940) verdeelde meer grond dan al zijn voorgangers of opvolgers, en nationaliseerde de oliewinning. Maar de uitgebreide massa van kleine boeren leeft zeer pover en moet een groot deel der kinderen afstoten naar de steden. Naast hun akkers en dorpsgemeenschappen zijn weer grote agrarische ondernemingen onststaan, terwijl de financiële en industriële macht in handen is van een bourgeoisie, die in hoge mate de zetbaas is van multinationale maatschappijen en banken. De afhankelijkheid van de Verenigde Staten is zowel economisch als militair zeer groot. Verscheidene generaties van studenten - onder wie in 1968 in Mexico-Stad een bloedbad werd aangericht, aan de vooravond van de Olypische Spelen - hebben geprotesteerd tegen deze ondergeschiktheid.
De ‘revolutionaire traditie’ heeft echter wel bepaalde kenmerkende gevolgen gehad. Er is nog altijd een kern van zeer vooruitstrevende intellectuelen en kunstenaars, in het voetspoor van de schilders Diego Rivera en Siqueiros (marxisten) dichters en opvoeders. Na de Spaanse burgeroorlog heeft Mexico steeds geweigerd, de regering van Franco te erkennen, in 1975 stelde president Echeverría zelfs voor, Spanje uit de V.N. te verwijderen, en de banden met Madrid zijn pas weer aangeknoopt na de dood van de ‘caudillo’. Hoewel de betrekkingen met Fidel Castro uiterst gering waren, heeft Mexico toch de diplomatieke relaties met Cuba nooit verbroken. Echeverría (1970-1976) die graag secretaris-generaal van de V.N. zou zijn geworden, deed alsof Mexico behoorde tot de ‘Derde Wereld’, wilde van Latijns-Amerika een ‘kernvrije zone’ maken en koos de zijde van Panamá in zijn conflict met de Verenigde Staten. Na zijn aftreden werd hij echter onschadelijk gemaakt door hem tot ambassadeur te benoemen bij de... Unesco. Zijn opvolger López Portillo, een conservatieve vriend der grote zakenkringen, haalde de betrekkingen met de Verenigde Staten weer nauwer aan.
Tegenover de voogdij van de ‘yankees’ staat de zeer gestegen belangstelling van het volk voor het eigen nationale, Indiaanse verleden, de culturen van Azteken en Maya's, voortlevend in minstens veertig Indiaanse talen en dialecten, en in de hoogst gewichtige archeologische vondsten. Aannemelijk is, dat slechts tien procent der bevolking bestaat uit directe nakomelingen van Europeanen, zestig procent uit mestiezen, en nog dertig procent uit Indianen.