Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
De Polenzijn in ons,
onoverkomelijk
tijdens het waken,
we slapen er heen, tot voor
de Poort van Erbarmen,
ik verlies jou aan jou, dat
is mijn sneeuwtroost,
zeg dat Jeruzalem is,
zeg 't alsof ik dit was,
jouw witheid,
alsof jij was
de mijne,
alsof we zonder ons wij konden zijn,
ik doorblader jou, eeuwig,
jij bidt, jij bedt
ons vrij.
| |
De koningsweg achter de schijndeur,het door het tegen-
teken met dood omgeven
Leeuwsteken ervoor,
het gesternte, gekapseisd,
vermoerast,
jij, met de
de wonde doorgrondende
wimpers.
| |
Weggezalfd,in de steen-
tarwe, buiten,
door zingende
handen,
de halve scabiosa,
spaarzaam,
voor het trommelvlies splijt,
onder de linker
voet
een raam - die
van de aarde?
| |
Wat bittertnaar binnen?
De grote enigheden
vergroeien
in de hoorschorshymne,
zalig
smoezen de duimschroeven op
monsters
rekbankhoogte,
de beslissende
adempauzes
krijgen
aanvoer,
in de telkamer,
opstandig,
bidden de ringen
de rest aan.
| |
De neergelatengodenduimen, ik in
schorshemd, haal
de onderste boomkruipers binnen, snel
wordt 't vandaag, voorgoed, de
markeringen, het
stralengebroed,
komen
over de anti-materie
gedanst, naar jou,
in de kometen-
aanplant.
|
|