Geeraerts ontmaskert het Vlaamsche matriarchaat
Hans van de Waarsenburg
Jef Geeraerts/foto P Camping
Moeten we de flaptekst geloven, dan is Jef Geeraerts 4e Gangreenboek een genadeloos relaas, waarin hij zijn mislukte huwelijk ontleedt. Mislukte huwelijken binnen en buiten de literatuur nù, zijn heden ten dage schering en inslag geworden en lenen zich nauwelijks nog tot materiaal voor een roman. Als lezer en mens weet je het langzamerhand wel.
Bij lezing blijkt ‘Gangreen 4, Het Zevende Zegel’ niet alleen een lancetscherpe, eerlijke ontleding van zijn eerste huwelijk te zijn, maar tegelijkertijd is dit boek een zeer detaillistische weergave en bitse ontleding van het decor waarin dit dertien jaar lang durende huwelijk gebeurde.
Als lezer zie je de onderlagen over en door elkaar schuiven: het uitermate bekrompen, ultra-rechts katholieke mileu (Vlaanderen voor Kristus!), waaruit zijn ‘meisje’, ‘vrouw’ afkomstig is; de genadeloze tekening van de tot in de details van de sexualiteit opere ende en invloed uitoefende Rooms-Katholieke Kerk; de dê-kolonialisering van een jonge koloniaal, die het Moederland van de begin 60-er jaren uitkotst.
Ook wordt in dit boek, zij het misschien te summier, het begin van Geeraerts schrijverschap beschreven. Een schrijverschap dat ontstaat tegen het gesignaleerde decorum van botte, godsdienstige en matriarchale onderdrukking.
Alles bij elkaar en zeker na herlezing blijkt dit boek een zorgvuldig gecomponeerd tijdsepos te zijn, dat m.i. toch een nieuw en gedetailleerder licht werpt op de schrijver Geeraerts en zijn beide boeken Gangreen I en II, de beide Kongo-boeken, die bij hun verschijnen zoveel stof hebben doen opwaaien. In de kern toont het ons ‘Jo’, zoals de schrijver zichzelf noemt, als een door de Burgelijke Katholieke Vlaamsche Maatschappij gespleten slachtoffer, die op de laatste bladzijden zorgvuldig zijn vertrek in een soort samenballing van absurde toegeeflijkheden heeft voorbereid. Hij belooft zijn vrouw een voorschot op zijn erfenis te vragen om een huis te kopen (we schrijven 1963....); hij zegt haar een 4e kind toe, belooft vervolgens te gaan biechten (dus zijn staat van doodzonde op te heffen....) en voortaan met haar iedere zondag naar de kerk te zullen gaan. In een nijlpaard-achtige sentimentaliteit gaat zij tevreden snurken. De volgende ochtend verlaat ‘Jo’ de echtelijke sponde om naar zijn ouderlijk huis terug te keren. Aangekomen in zijn dorp verstuurt hij uit het plaatselijk P.T.T.-kantoor een telegram aan haar: ‘Ben vertrokken, Good Luck. Jo’. Veertien jaar na dit vertrek wordt de scheiding definitief uitgesproken........
Door de zorgvuldige kompositie in tijdseenheden, vol pregnante nuchter neergeschreven détails en door de complexiteit die achter deze neergeschreven tijdseenheden staat (de lezer zwerft tussen 1951 enl977), ontwikkelt zich langzaam maar zeker het beeld van een jonge man in het burgelijke keurslijf van de katholieke dictatuur, van totale repressie, iedere vorm van persoonlijke ontwikkeling en vrijheid kapot makend. Ontroerend door hun ongelooflijke lulligheid en naïviteit zijn de passages waarin Geeraerts de eerste kennismaking, de eerste ontmoeting in het gezin van zijn toekomstige vrouw, hun verlovingsfeest, hun huwelijk beschrijft. Je voelt als lezer op de Hollandse klompen aan, dat dit op een katastrofe moet uitlopen. Geeraerts schrijfstijl gunt de lezer op dit gebied geen enkele illusie. Als lezer probeer je die tijd ook na te gaan (eind 50-er, begin 60-er jaren), maar niets vindt je er van terug in dit in zekere zin ‘buitentijdse’ huwelijk: geen jazz, geen opkomende rock, niets.
Dat het Rooms-Katholicisme met zijn totale onderdrukking van de sexualiteit door de eeuwen heen milioenen slachtoffers heeft gemaakt, mag als bekend worden verondersteld. Dat deze gruwelijke (nog voortdurende) époche, waarin werd en wordt samengewerkt met het grootkapitaal en malafide, fascistische politici, geleid heeft tot excessen, is ook oude koeien uit sloten vol bloed halen. Gangreen 4 is een boek dat in wezen 2 slachtoffers tot onderwerp heeft: ‘Jo’ en zijn vrouw (haar voornaam komen we niet te weten). Jo weet de onherroepelijkheid van zijn tij te keren. De vrouw is haar gepredestineerde lot niet kunnen ontlopen. Zij zal nog hedentendage vol wrok en onbegrip, haar -niet bewuste- frustraties omzetten in taarten en schrok-op-maaltijden, in knielen en bidden, buigend en luisterend naar de Jezuïeten-maffia van het R.K. -Gangsterdom. Zij is het slachtoffer van het vlees geworden Matriarchaat, dat gruwelijke penis-ignorerende instituut.
Dit ‘Vierde Litteken’ noopt tot herlezing van Gangreen I en II en is een sleutel tot deze beide boeken. Niet alleen om namen en herinnerde Kongofeiten opnieuw te leren kennen, maar vooral om de plaats van Geeraerts zelf als koloniaal in het onderdrukte Kongo:
de onderdrukte zelf wordt in een situatie ge-