Børge Ring, door de beweging bewogen
Henk Camping
In een nieuwe buitenwijk van Blaricum woont Børge Ring. Geboren en getogen in Denemarken in 1921. Beroep: Animator. We maken voor het eerst kennis met elkaar. Alsof hij verlegen is met de altijd wat onwennige situatie van zo'n eerste ontmoeting, begint hij te praten.
Børge Ring is een prater, of eigenlijk meer een verteller. Zo vertelt hij over de John Hubley tentoonstelling in Annecy '77, maar ook over zijn enige relikwie; de stropdas van David Hand. David Hand is Rings grote voorbeeld. Hij was het die hem de eerste en de beste kneepjes van het animatievak leerde; hij was het ook die Børge Ring en zijn Deense vrienden aan de apparatuur hielp waarmee ze in Denemarken konden werken. David Hand was de grootste animator bij Disney. Van onderaf opgeklommen tot de bovendste sport van de ladder. ‘Hoger kon hij niet, want dan was hij Disney zelf geweest.’
Børge Ring spreekt regelmatig in dit soort typeringen.
Het zijn bijna allemaal opmerkingen die juist dát stukje ‘onwerkelijkheid’ in zich hebben, dat eigen is aan de aard van de animatiefilm zelf. Kleine niet bestaande, maar wel voorspelbare zeer beeldende opmerkingen.
‘U bent beter geïnformeerd dan ik’, zegt hij wanneer hij zich het jaar waarin hij bij Toonder weg ging om aan de freelance karrière te werken, zo snel niet weet te herinneren en ik hem aanvul.
Wanneer we over de ‘Deen’ Børge Ring komen te praten en zijn werken in Nederland zegt hij: ‘Nederland ligt centraler. Je zit zo in Londen, Parijs, Brussel of Keulen. Denemarken is als de hoek van de kamer’.
Via zo'n opmerking komen we in het gesprek op zijn werk uit. Hij is animator en krijgt zijn opdrachten uit alle ‘hoeken’ van de wereld.
Animatiefilm is de meest internationale filmvorm, omdat het niet aan de taal, maar hoofdzakelijk aan de beweging zijn zeggingskracht ontleend. Die beweging, het animeren van die beweging, is de rode draad door het werk van Børge Ring. We praten er lang over; halen het werk van anderen erbij; maken vergelijkingen en proberen het in woorden te vangen.
We onderscheiden de animatiefilm als grafische kunst en de animatiefilm als bewegingskunst. We stellen vooraf vast dat dit onderscheid geen waardeoordeel inhoudt. Van beide bestaan goede en minder goede voorbeelden.
De grafische animatiefilm gaat echter wel eens ‘vreemd’; wordt wel eens tot een geprojekteerd schilderij, waarbij we ons bijna zouden moeten afvragen waarom de film als medium is gekozen en de bioskoop als ekspositieruimte. Het mist soms namelijk het meest essentiele en eigene van de cinematografie: de beweging.
Ook menen we dat het dramatisch gebeuren soms ontbreekt. Het brengt je op de diskussie of animatiefilm gemaakt moet worden om het publiek te amuseren of om zelf bewonderd te worden. Animatiefilm heeft de kracht en de mogelijkheden die een goed stuk proza ook heeft. Kompakt vertellen, de werkelijkheid terugbrengen tot een simpele beweging. In de schrijfkunst terug brengen tot één enkel woord.
Nog eens: het is geen be- of veroordeling, het is alleen een handzaam onderscheid. Daardoor wordt het werk van Børge Ring wat grijpbaarder. Hij lachte toen ik hem vroeg of hij het niet vervelend vond steeds de figuren en ideëen van anderen uit te moeten werken. Het is een vraag die hem vaker gesteld wordt. Het eerste deel van zijn antwoord typeert de onnozelheid van mijn vraag, waarbij ik alleen dacht aan die animatiefilmers die ik ken die strikt individueel werken. ‘Vroeger vroeg men mij altijd hoeveel tekeningen ik voor een beweging nodig had. Dan antwoorde ik “2, maar dan gaat die beweging wel heel snel”. Tegenwoordig vragen ze of het niet vervelend is enz.’ Ik krijg een geduldige uitleg van zijn manier van werken en zijn benadering van het werk.
Wanneer hij een paar minuten moet ‘doen’ uit een ‘Asterix-bioskoop-film, is zijn relatie tot de figuren anders. Hij kruipt als het ware in ze en laat ze bewegen. Hij is de akteur, zoals Eric Schneider akteur is in Hamlet van Shakespeare. Hij is geen “sloofje”, maar “vertolker”.
“Een pauke speler zegt toch ook niet dat hij pas Beethoven zelf is als hij ook nog de andere instrumenten in het symfonie-orkest bespeelt. Het animeren zèlf, het “doen bewegen”, is een onderdeel van deze vorm van cinematografie. Net zo'n onderdeel als het opnemen, het snijden, de muziek en alle andere bijkomende werkzaamheden. Het is het onderdeel dat mij het meeste boeit’. De animatiefilm heeft verbindingen met alle andere kunsten. Zijn muzikale voorbeeld van het symfonie orkest komt niet uit de lucht vallen. Ring is zelf beroepsmusicus geweest. Hij kent het ritme.
Terwijl we een boterhammetje eten klapt hij in zijn handen, maakt geluiden als ‘trrrrrrt, tojnk, whammmm, psssssst’. Intussen kromt hij zijn rug, draait met zijn ogen, beweegt zijn handen onheilspellend door de lucht. Ik zie een hele tekenfilm voor me en hoor muziek. ‘Zo maakte Disney zijn films ook, in een strak ritme, iedere beweging past er in’.
Momenteel werkt Børge Ring aan een geheel eigen film. Het ministerie van CRM subsidieert en Nico Crama produceert. ‘Ha, die kleine’ is de titel. Deze 7 minuten durende film geeft een speciale indruk van een generatieprobleem. Om verder kompleet te zijn: De ondertitel is ‘A clandistine Home Movie’. Hoewel ik inmiddels het draaiboek gezien heb, zal ik hier verder niets verklappen. We krijgen hem nog wel te zien.
In de auto weer op weg naar huis denk ik na over ons gesprek. Het is een rustige man, met een groot doel voor ogen: de animatiefilm. Voor hem betekent dat beweging tekenen. Ik besluit het vuur waarmee hij juist daarover weet te vertellen uit te buiten door mijn stukje te noemen: BØRGE RING, door de beweging bewogen.