Engelse kroniek
James Brockway
In een van de romans die ik de laatste tijd gelezen heb oppert een van de hoofdfiguren, een intelligente maar heel slecht georganiseerde jongeman, het oordeel, dat de literair recensent onmogelijk veel van het leven weten kan, want hij leeft hoofdzakelijk in en door boeken. Nu, het is wel waar, dat deze jongeman eindigt door zelfmoord (à la Percy Bysshe Shelley) te plegen, zijn oordeel kan ik niettemin moeilijk op zij schuiven en negeren, want zijn schepper, de auteur van de betrokken roman, is Julian Mitchell en aan zí\'jn intelligentie valt niet te twijfelen.
Het leven - het weinige, dat wil zeggen, dat ik, recensent, ervan ken - weigert echter eenvoudig te zijn. De roman waarover ik het heb is namelijk in 1968 verschenen en heet The Undisaovered Country (Constable), de zesde roman van de begaafde Mitchell en... zijn laatste. Nadien is hij gewoon met het schrijven van romans opgehouden. Nu verdient hij veel meer door de romans van andere auteurs tot toneelstukken te bewerken en door deel uit te maken van door de British Council georganiseerde culturele rondreizen.
Vandaar misschien dat ik zijn roman van 1968 pas deze zomer gelezen heb. Het boek is indertijd gewoon niet goed verkocht (gekocht), maar nú heb ik het via de New Fiction Society kunnen krijgen voor de bespottelijke prijs van één pond sterling (fl. 4,40). Ook Mitchell's veel geprezen vierde roman, The White Father, van 1964 is tegen dezelfde prijs van deze NFS, waarover ik in een Kroniek enkele maanden geleden geschreven heb, te krijgen. Intelligente boeken, die in een intelligente wereld allang uitverkocht waren.
Om het leven - ook dat van de reeensent en vooral van de recensent die romans lezen moet, als men dàt leven noemen mag - nog ingewikkelder te maken, kon men eerder in het jaar, in de jongste roman van Piers Paul Read, Polonaise, het oordeel tegenkomen van zí\'jn hoofdfiguur, een toneelschrijver, te weten, dat degenen die romans lezen maar een stel lafaards en no-goods zijn, die te timiede zijn, om zélf te leven en die liever door de figuren in romans leven. Ersatzmensen.
Als lezer van romans én recensent, sla je dus een vrij onmogelijk, meelijwekkend figuur: je bent te laf om zelf te leven en je weet ook helemaal niets van het leven af. En toch heb je het lef, om een oordeel over de romans die je leest - als vervangmiddel voor echt leven, waarvan je helemaal niets weet - te verkondigen. Ik zal niettemin schaamteloos doorgaan met het schrijven van deze Kroniek: leven in en door middel van romans kan ik u immers sterk aanbevelen. Niet alleen zijn de mensen die je op deze wijze leert kennen doorgaans interessanter dan de doorsnee-mensen van een doorsnee-leven, maar ze kunnen je ook nooit van repliek dienen of tegenspreken.
Eén van de voordelen die een lidmaatschap van de New Fiction Society mij aanbiedt, is het kennismaken met het werk van jongere auteurs dat ik anders makkelijk over het hoofd zou kunnen zien. Dat het soms een jaar of drie, of zelfs meer, kan duren voordat men kennis met het werk van nieuwe auteurs maakt (óók als je uitgever bent), werd mij in 1960 overduidelijk, toen het me zes maanden van continue inspanning kostte, om een Nederlandse uitgever te overtuigen, dat Iris Murdoch wel ietsje meer was dan ‘een Engelse juffrouw die handig met de pen te werk gaat’. Er waren in Engeland toen reeds van haar hand vier romans en een studie over Sartre verschenen en met haar vierde roman, The Bell van twee jaar daarvoor had zij reeds internationaal naam gekregen. En toch... Onder de romans van de jongere schrijvers heb ik onlangs via de New Fiction Society Dreams of Revenge (Faber & Faber) van de jonge Ierse auteur Kevin Casey, zijn derde roman, gelezen; de eerste roman van A.N. Wilson, The Sweets of Pimlico (Secker & Warburg), een roman die aan Iris Murdoch en haar man John Dayley is opgedragen, en een roman van Julian Rathbone, King Fisher Lives (Michael Joseph). Rathbone had weliswaar al zes romans geschreven, maar deze waren thrillers met titels als Kill Cure, Diamonds Bid en Bloody Marvetlous - titels, d.w.z., die voor zichzelf spreken.
Hoewel zijn Londense uitgever weinig informatie over Rathbone geeft, behalve dan dat hij veel in Turkije en Spanje gewoond heeft, en thans in Pau, in Zuid-Frankrijk woont, neem ik aan dat deze auteur Amerikaan is. En hoewel zij heel anders van aard zijn, is het lezen van zijn roman direkt nadat men Wilson's The Sweets of Pimlico uit heeft, zeer leerzaam - vooral wat het verschil tussen de Engelse en de Amerikaanse manier van schrijven betreft: de Engelse gepolijst, de Amerikaanse nogal cru en reporter-achtig; de Engelse roman die zich met een kleine kring mensen bezig houdend, de Amerikaanse met een algemeen thema van wereldbetekenis; het Engelse boek vol ironie en humor, de Amerikaanse volslagen zonder humor en ironie. Verleden maand heb ik over Children of the Sun van Martin Green geschreven en aandacht gevraagd voor zijn laatste hoofdstuk, waarin hij een vergelijking trekt tussen de Engelse en Amerikaanse romankunst van onze tijd. Nu zou ik het vergelijken met The Sweets of Pimlico en King Fischer Lìves willen aanbevelen, als illustratie van dit verschil in het werk van een nieuwe generatie van romanschrijvers.
Het gegeven van Wilson's eersteling zou men nogal triviaal kunnen noemen, maar de ‘quality of mind’, die de basis ervan vormt, maakt dat iedere bladzijde boeiend wordt.
‘Volslagen oorspronkelijk’ heeft een kritica in Londen over het boek geschreven, maar gelijk heeft