heim daar niet om begonnen zal zijn.
Op heel wat bewerkelijker en intrigerender wijze legt Nikolaus Lang de sporen uit het verleden vast. Hij schept zijn eigen archeologie door zelf stenen en benen werktuigen uit het Moustérien te vervaardigen, de laatste periode uit het stenen tijdperk. Met hetzelfde eindeloze geduld als waarmee onze voorouders dat zelf deden. Zijn artefacten gaan vergezeld van een uitgebreide fotodocumentatie en beschrijving van de gevolgde werkwijze. De sporen worden hier niet alleen vastgelegd, ze worden opnieuw uitgezet. Misschien wel een onderzoek naar het wezen van de creativiteit.
Claudio Costa houdt zich op verwante wijze bezig met het opnieuw ingraven van ‘vergeten en betere culturen.’ Hij overdekt primitieve werktuigen uit de streek van Ligurië met leem en ‘maakt’ op deze wijze archeologische vondsten die in tijd gemeten actueel, maar wat mentaliteit betreft eeuwen van ons verwijderd zijn. Een eigentijds Arcadia, nog meer geïdealiseerd door het in het verleden te projecteren.
Anne en Patrick Poirier brachten een de Lakedaimoniërs aangezegde orakelspreuk in vervulling. Volgens Herodotus hadden zij een eiland moeten bouwen op een Lybische binnenzee. Het eiland staat er nu, opgetrokken uit gebrande kurk en houtskool, als onderdeel van een nog groter project: de Domus Aurea. De plattegrond doet denken aan ‘de windingen van een verstoord, ziek en door amnesie aangetast brein.’ Men herkent torens, heiligdommen, amfitheaters en marktpleinen, soms half vervallen, soms nog in opbouw, soms geheel gaaf en voltooid. Maar welke merkwaardige samenleving heeft zich hier afgespeeld? Een barbaarse en wellicht incestueuze, welker herinnering we maar liever hebben bedolven onder twintig eeuwen christelijke cultuur? Of juist een ideale, non-technocratische, waarin de menselijke rede de norm der dingen was? De Poiriers geven het antwoord niet. Hun spoorfixering is even doelmatig als die van de wind. En toch, alles staat er, alles valt te herleiden. Maar tot wat? De Poiriers suggereren de mogelijkheid dat de geschiedenis wel degelijk cyclisch verloopt, dat de in de lagen van het onderbewustzijn verborgen verleden in een denkbare toekomt opnieuw tevoorschijn zal treden. Geschiedhistorische theorieën dragen ze er niet bij aan. Ze hebben hun eiland gebouwd en tonen daarmee het onzegbare over de tijd en het menselijk streven aan.
Charles Simonds zerft meestal door de krottenwijken van New York waar hij nu eens in deze bouwvallige muur, dan weer in gene opgebroken straat, nederzettingen bouwt voor zijn ‘Little People.’ Een denkbeeldig nomadisch volkje dat als sociologisch model moet dienen voor een betere samenleving. Simonds bouwt zijn nederzettinkjes dan ook in samenwerking met de op dat moment toevallig aanwezige bevolking van de buurt, zodat hun ideale woon- en leefwensen in de miniarchitectuur betrokken worden. Zijn uitvergrote model zoals dat in Kassel aanwezig is, lijkt uiterlijk op het werk van de Poiriers. Ook hier een geminiaturiseerd mythologisch landschap. Maar waar de Poiriers het raadsel vergroten, daar probeert Simonds juist heel didactisch te werk te gaan. Zijn plattegrond is het model voor een geschiedenis zoals hij die wenst te zien: een matriarchale, krijgt men de indruk.
Wat beoogden de romantiek in het algemeen en de gebroeders Grimm in het bijzonder toen zij terugvielen op wat in die tijd prehistorisch en mythologisch moet zijn geweest? Middeleeuwen, de volkse sagenwereld. Voor het eerst in de Westerse geschiedenis werd men geconfronteerd met een finaal uiteengevallen wereldbeeld waarin voor éénduidige interpretaties geen plaats meer was. Het ene gelijk was niet langer groter dan het andere. Het besef en zelfs de behoefte dit gegeven te moeten bevestigen, riep tevens de behoefte in het leven iets van vaste grond onder de voeten te zoeken. Een gemeenschappelijkheid die, ondanks de verscheidenheid, bond. Het is één van de vele paradoxen die kenmerkend is voor de romantiek. Het is ook één van de paradoxen die onze tijd kenmerkt. Het vliegwiel van de romantiek is nog steeds niet tot stilstand gekomen. Een steeds meer versplinterend wereldbeeld, het gevoel identiteitloos op te lossen in een wereld die door technologische en politieke eisen beheerst wordt. Wie daarmee of ondanks dat wil leven, gaat op zoek naar een verleden in de veronderstelling dat dit impulsen kan leveren voor een toekomst waarin de waarde van het individu verzekerd is.
Het is een contrarevolutie. De moderne archeologen zijn alleszins reactionair. Maar hun reactie is gericht tegen de vleesgeworden reactie zélf, de moderne staat - of deze nu politiek links of rechts van de scheidslijn ligt - die het menselijk individu ontkent om er de autoriteit en de legitimiteit van de eigen aanwezigheid tegenover te stellen als de enig geldende norm. De archeologen herijken de menselijke maat. Hun bescheiden contrarevolutie zou, op breder niveau toegepast, tot een waarlijke revolutie kunnen uitgroeien. Want wie verwacht nog iets van een beeldende kunst die, zoals Andy Warhol dat doet, het sikkel-en-hamer symbool voor kapatalistische pasmunt laat doorgaan?