Moderne poëzie uit Azië
Jan Kees van der Werk
Veel is er geschreven over de relatie tussen literatuur en de maatschappij waarin zij geschreven en gelezen wordt. De een beweert dat literatuur de weerspiegeling is van haar sociale omgeving. En dat literatuur bepaald wordt door het normen- en waarden-patroon van de maatschappij waarin (waardoor) zij ontstaat. Tegenover de idee dat literatuur een passieve (weerspiegelende) functie vervult, stelt de ander dat literatuur een actieve (veranderende) invloed heeft op haar omgeving.
Een kluifje voor literatuur-sociologen, kaal gekauwd door vermoeiende concentrische redenaties en vreugdeloze verhandelingen waarin steriele stijlfiguren de petitio principii (bewijs door middel van een stelling die men juist bewijzen moet) koning laten kraaien in het land der blinde abstractie.
Van een objectieve weerspiegeling kan menselijkerwijs geen sprake zijn. Natuurlijk wordt het beeld van de literaire reflectie persoonlijk getint (vervormd) door de schrijver zelf. Omdat zijn keuze persoonlijk is, zijn levensstijl en wijze van schrijven ‘eigen’ zijn. Kortom, omdat zijn werkelijkheids-ervaring individueel is. Waarbij de individualiteit van zijn beleving vanzelfsprekend beïnvloed zal worden door de omgeving (en zijn normen en waarden-patroon). Literatuur is altijd een persoonlijke verbeelding van de (maatschappelijke) werkelijkheid.
Het heeft ook weinig zin eindeloos te theoretiseren over de vraag in hoeverre veranderingen zich eerst in de maatschappij aftekenen waarna de literaire registratie plaatsvindt, of dat een omwenteling van algemeen geaccepteerde ideeën door de literatuur op gang gebracht wordt. In ieder geval is literatuur en met name poëzie een gevoelige graadmeter die temperatuurschommelingen in het sociale klimaat snel registreert. Ondanks de vele voorwaarden dankzij welke een tekst pas tot zijn volle daadkracht komt (leesvaardigheid, verkrijgbaarheid, vorm-toegankelijkheid en een goede verstaander) draagt literatuur bij tot de bewustwording van een situatie. Een besef dat op den duur zijn veranderende invloed kan hebben op die situatie.
Nu is er enige tijd geleden een opmerkelijke bloemlezing Moderne poëzie uit Azië bij uitgeverij Van Gennep verschenen die door Bertus Dijk is samengesteld. Aziē, een wereld-deel dat in al zijn verscheidenheid aan culturen onderhevig is (geweest) een heftige beïnvloeding van buitenaf en waar de confrontatie met het Westen chaotisch en niet zelden catastrofaal verloopt. Moderne poëzie uit Azië geeft dan ook niet het in fraaie verzen vervatte beeld van berustende boeddha's te lezen, maar weerspiegelt het in poëzie geconcentreerde beeld van verwoesting en verandering. De Iraakse dichter Abdoelwahhaab al-Bajati opent zijn gedicht De kommer van viooltjes met de volgende regels: De miljoenen die sloven dromen niet over de dood van een vlinder/en de kommer van viooltjes/ of over een zeil dat glanst/onder het groene maanlicht in een zomernacht/
‘Bertus Dijk is bij zijn keuze uitgegaan van de vraag in hoeverre de gevolgen van imperialisme, oorlog en dekolonisatie in de poëzie van Azië zijn terug te vinden...’ (citaat uit Van Gennep Informatie). Het viel mij op dat de ondervonden agressie teruggekaatst in veel gedichten, uitstijgt boven het lokaal realistische beeld, wordt verwoord in een taal die niet (meer) strikt plaatselijk gebonden is. De Turk Fazil Hüsnü Davglarca schrijft: Wat voor taal hij ook spreekt,/Zijn ogen zullen zeggen wat hij bedoelt./Wat voor taal hij spreekt, /Hij hoort dezelfde winden/Die ik hoor./
Wij mensen zijn uiteengevallen. /Grenzen van landen verdelen ons geluk. / Wij mensen zijn uiteengevallen, /Maar vogels zijn broeders in de lucht/En wolven op de aarde.
Taal is het teken aan de wand van de omgeving waarin ze ontstaan is, voortdurend verandert, gebruikt en misbruikt wordt. De taal zit vol verwijzingen naar de sociale structuur en is in zekere zin, in zichzelf, het spiegelbeeld van de maatschappij. Spreekwoorden, teruggrijpend op traditie en gemeenschappelijk beleefde normen, zijn daar een goed voorbeeld van. Maar ook stijl-vormen weerspiegelen levensvisie en moraal. In zijn artikel over moderne Japanse poëzie (BZZLLETIN 47) citeert Bertus Dijk bijvoorbeeld Jef Last die over de haiku het volgende opmerkt: ‘... Want de kortheid dier gedichten is geen toeval, maar hangt samen met de uiterste eenvoud der ZEN-filosofie, wier essentie vaak in zo'n gedichtje meesterlijk samengevat is.’
De Syrische dichter Nizaar Kabbani haalt in zijn gedicht Morfine flink uit: Het woord is een overwerkte hoer: /De schrijver heeft haar beslapen/De journalist heeft haar beslapen/En de imam van de moskee heeft haar beslapen./
Het woord is een morfine-injectie/Die de heersers vanaf de zevende eeuw/Steeds aan het volk hebben gegeven; /Het woord in mijn land is een vrouw/Die vanaf de zevende eeuw/Steeds langs de straten zwerft./
‘De botsingen met het Westen, de sociale ellende en de nieuwe revolutionaire impulsen hebben in Azië ook op cultureel gebied een nieuw tijdperk ingeluid...’ (citaat uit Van Gennep Informatie). Diep ingrijpende veranderingen in de omgeving veranderen ook de taal. De versplintering van de omgeving en de fragmentatie van het individu stelde de taal en het gebruik ervan zwaar op de proef. Er wordt explosief ge-experimenteerd met de eigen taal en de vaak opgedrongen taal van de kolonisator. De taal barstte uit haar vroegere voegen.