J.C. Bloem
Irene Vorrink
De volgende tekst is de letterlijke weergave van een gesprek met Irene Vorrink over haar herinneringen aan J.C. Bloem, uitgezonden door de VARA op 21 mei 1972 in een Bloem Programma geheel aan de dichter gewijdt. Deze uitzending werd voorbereid door Clara Eggink, Cor Holst en Alfred Kossmann.
Mr. Irene Vorrink en Bloem ontmoetten elkaar in het begin van de oorlog bij de lunch van de 65ste verjaardag van de dichter H.W.J.M. Keuls.
Nou, daar zat Bloem, die zat daar tegenover me of schuin tegenover me, dat weet ik ook helemaal niet meer. Het was een beetje formeel. Toen zijn we na afloop van die lunch, het was een soort lunch en we kregen konijn, dat zijn dingen die je gewoon niet meer vergeet dus toen we die konijn op hadden is een deel van het gezelschap naar de zolder van Joop Colson gegaan. Hij was fotograaf van het stadhuis, had een geweldige zolder en iedereen had zelf drank meegebracht, enfin het was een zeer vrolijk feest.
Ik zat bij het raam een beetje naar beneden te kijken en plotseling kwam daar meneer Bloem, die ik dus ooit wel eens een keer van tevoren had gezien, zo uit de verte van dat is Bloem. Hij stond naast me en we keken samen naar beneden en nou heb je voor het stadhuis een heel rijk versierd urinoir. Jacques keek ernaar en zei: ‘Dat is zo mooi, het enige wat je er zou durven doen is je neus snuiten’.
Toen dacht ik, jij bent een ontzettend leuke man en daar ga ik nu verder heel hard mee lachen. Dat is gebeurd, we zijn naast elkaar gaan zitten en hebben ons in een conversatie gestort van tweeëneenhalf uur of zo. En, ja ik vond dat allemaal heel gewoon, want ik kende Bloem als dichter wel een beetje, maar ik was veel meer Nijhoff-enthousiast in die tijd. Het was een groot dichter, dat wist ik.
Na de oorlog, dat is eigenlijk erg leuk, woonde hij in Warnsveld en toen moest mijn vader een spreekbeurt vervullen, het zal wel 1 mei zijn geweest of misschien zomaar want het was echt een hele inhaalperiode na de bevrijding, alle afdelingen belegden vergaderingen en toen had Jacques gezegd, laten we met z'n drieen eten. Dat hebben we toen gedaan in een restaurant in Zutpen ergens, en het was net of twee bevriende staatshoofden elkaar ontmoetten. Ze waren ontzettend beleefd, ik kende ze geen van tweeën zo beleefd, ze waren namelijk door elkaar geïmponeerd. Mijn vader zag nou niet tegen zo ontzettend veel mensen op in zijn eigen vak maar die zag dus wel op tegen een dichter, een echte dichter vond hij eigenlijk toch wel ontzettend mooi. En Jacques kwam in de bizarre situatie, dat hij iemand waarvan hij altijd had gedacht, daar heb ik geen enkele boodschap aan, dat hij die eigenlijk gewoon ontzettend aardig vond en ook heel indrukwekkend.
Toen heeft zich een heel merkwaardig punt voorgedaan, want toen is hij meegegaan naar die vergadering en toen wilde hij lid worden van de Partij van de Arbeid. Dat vond ik ontzettend moeilijk want ik dacht dat is niks voor hem, dat vindt hij gewoon niet leuk, maar hij drong erg aan en ik heb het toch gedaan.
Ik geloof dat hij toen tenslotte een contributieschuld had van vier jaar en zich er verder ook nooit iets van aan heeft getrokken, dus dat is verder niet doorgegaan.
Twaalf jaar geleden verhuisde Clara Eggink naar Kalenberg waar ze een boerderij had gekocht. Bloem ging met haar mee.
Ik kwam een keer in die boerderij binnen, toen zaten ze er nog niet zolang. Claartje heeft later ontzettend veel verbouwd maar dit was helemaal in het begin, het was dus helemaal nog schemerig en dan stond er aan het eind van die deel een ronde tafel met een geborduurd kleed met rozen. Het was een soort gobelin-steek; dat had een oude dame voor Jacques en Clara gemaakt en die had ook hun initialen en de hare daar weer ingeborduurd in een hoek en verder had het blauwe rozen. Daar stond een beetje ovaal theeblad op met een theelichtje, een theepot en daar stond een schaal met koekjes bij. En ik kwam daar binnen en daar zaten ze allebei aan een kant van die tafel met gekruiste handen, nou dat was gewoon een plaatje. Maar ook iets heel natuurlijks, helemaal niet zo van hier is iemand bezig zich op te offeren voor een oude man, het was een hele hechte relatie eigenlijk, dacht ik. Het gekke was dat hij eigenlijk tot het laatst, Jacques was een verschrikkelijk gezelligheidsdier, hij hield van mensen om zich heen en gepraat en zo, dus zelfs toen hij ziek was en ja, voor Clara wel een geweldige belasting betekende, toch nog altijd gezellig was. Dan kwam je en dan zat hij te stralen. Ik vond het altijd ontzettend fijn om hem te zien, terwijl het toen echt een heel zieke oude man was. Toen hij gestorven was ben ik er uiteraard ook naar toegegaan diezelfde dag, en het was ontzettend gepast, hè, die buren daar in Kalenberg die kwamen allemaal helpen en die beleggen dan het begrafenis-maal en zo dat wordt allemaal geregeld en Jacques had dus, zelf zijn eigen kerkhofje uitgezocht, ontzettend fraai kerkhofje.
Maar dat was dus daarna, maar toen we daar