cadeau voor Talikodos.
Het lijkt erop alsof Laenen met dit boek niet meer bedoeld heeft dan een vingeroefening. De figuren zijn weliswaar herkenbaar, de sfeer is boeiend, avontuurlijk, vaak meeslepend, maar laat verder erg weinig over.
‘Paultje, ze gaan weer vechten. Rondom de geschiedenis van een uitroeiingskamp’ is heel wat pittiger. Het boek is voorzien van een gebruiksaanwijzing. ‘Als je dit boek al eens doorbladerd hebt, zul je merken dat telkens twee hoofdstukjes dezelfde titel dragen. Zo begint het verhaal met: het schot en het tweede hoofdstukje heet: het schot (1943). Eigenlijk lees je in dit boek twee verhalen. Het eerste speelt zich nu af, en het andere in de jaren 1943-1944’.
De roman is opgebouwd met 11 dubbelverhalen die als koördinerende figuur de oude Bert hebben. In het ‘nu’ is hij de bejaarde, ziekelijke, een beetje zonderlinge man die de kinderen vandaag (i.c. Wouter, Vic en Mieke) over zijn zoon Paultje vertelt, die is omgekomen in een duits uitroeiingskamp tijdens de tweede wereldoorlog (dat zijn dan de dubbelverhalen). De parallellen ‘toen’ en ‘nu’ worden zeer duidelijk aangegven. Vooral als blijkt dat Wouters vader - een zeer begrijpend man - in de oorlog aan het Oostfront heeft gestreden, is het net alsof er een hele wereld instort voor Wouter.
Overigens problemen zijn er genoeg in deze roman: van huis weglopen, werkloosheid, een beetje liefde enz... Naar het einde toe vloeien de verhalen in mekaar over en komt de auteur ook enige toelichtingen geven. Op zich niet bijzonder hinderlijk, maar zeer moralistisch en naar mijn gevoel afunktioneel. De boodschap die hij dacht nog even persoonlijk te moeten komen toelichten ontstaat, heel wat krachtiger en met een natuurlijke vanzelfsprekend, door de kontrasten die de dubbelverhalen in de hand werken en door de herkenbare probleemstelling.
Toch bevat ‘Paultje, ze gaan weer vechten’ uitstekend materiaal om het onmenselijke van het geweld en de bestiale vormen die het aan kan nemen, tot uiting te brengen, te identificeren, te bediskussiëren.
Laenen's thema's zijn nooit banaal, de figuren die hij karakteriseert staan er helemaal, kwetsbaarheden incluis, oplossingen geeft hij niet, omdat hij dat niet tot zijn taak rekent. Zijn jeugdromans zijn bovendien van een solide bouw, impliceren soms verrassende vondsten. De dialogen lopen behoorlijk maar passen wel eens niet bij de figuren die aan het woord zijn. Ook de taal is niet altijd even schitterend. Vaak doet een en ander te gemaakt literair aan, wat de geloofwaardigheid niet ten goede komt. Maar vergeten we vooral niet dat hij zelf zegt: ‘Ik heb nog maar drie boekjes geschreven. Ik heb nog alles te leren’. In ieder geval is hij hard op weg om een van onze interessantste jeugdboekenschrijvers te worden.
Wat Gie Laenen wél in de vingers heeft, ontbreekt ten enenmale aan het laatste boek van Mireille Cottenjé ‘Er zit muziek in de lucht’.
Aanvaardbare psychologie van de figuren, hoewel - meer dan me lief is - het accent ligt op het schematische. Het scheppen van een wereld, een sfeer kán bepaald door een (groot) aantal figuren, maar belangrijk is wel dat de essentie ervan kan worden teruggevonden in de karakters. En dat is - helaas - niet het geval.
De 14-jarige Katrien verhuist met broers en zusje naar een oud kasteeltje met veel kamertjes en geheimzinnigheid. Dat is ook naar de zin van moeder, die over zoveel ruimte wil beschikken dat er altijd wel eentje bij kan.
De commune groeit alras: 8 volwassenen, zes jongeren en drie kinderen. Dat is vragen om moeilijkheden. En die komen dan ook meteen: onderlinge relaties, seksualiteit, drugs, hasj enz... Er zit konstant muziek in de lucht, ook als het slecht gaat, als de probleem zwaar op ieders schouders komen rusten. Het lang niet probleemloze wereldje dat Cottenjé voorschotelt, durf ik te vergelijken met ‘One flew over the cuckoo's nest’ van Ken Kesey. In de door Kesey beschreven situatie en de door Cottenjé verhaalde omgeving kom je alleen maar terecht als je 't zelf wilt. Vrije keuze dus. Als een en ander je te gortig wordt, kan je er uitstappen. Maar dat zou - als ik Cottenjé mag geloven - gelijk staan met het ontkennen van de demokratie. Kesey brengt de nuances heel wat subtieler aan. Dat is het grote verschil. Ken Kesey analyseert, Cottenjé overalgemeent. Een commune zoals geschetst in ‘Er zit muziek in de lucht’ steunt op een zeer romantische visie. De narigheid begint - en dat wordt door diverse onderzoeken bewezen - met het samenleven.
Helaas zijn er in de samenleving te weinig geheime gangen om een natuurlijke opwindig te motiveren. Wat Cottenjé doet is uiterlijkheden opblazen tot mogelijkheden. En dat is naief.
Niet een bestel, niet een afspraak tussen mensen vergt zoveel tijd, energie en doorzettingsvermogen, tenaciteit ook, als de demokratie.
De demokratie die Cottenjé voorstaat, getuigt van een gebrek aan politiek inzicht, een romantiek die niet beargumenteerd kan worden. Uit diverse studies blijkt (bijv. ‘Leven in communes’ van Jos van Ussel), dat het commune-leven afknapt op banaliteiten als uit de neus peuteren, boertje laten, gemakzucht, winden, het feit dat het gezicht van de ene de ander niet aanstaat en vice versa. En drugs en hasj dan? De denkbeelden die Cottenjé daarover ontwikkelt in deze roman zijn zonder meer gevaarlijk. Dealers van hard-drugs zijn loeders, hasj is - zo schrijft hij - ongevaarlijk voor verslaving en zo. Da's een van de meest naïeve denkbeelden die m.i. in deze tijd kunnen worden ontwikkeld. Natuurlijk zijn harddrugdealers levensgevaarlijk. En hasj-dealers ook (want het gaat niet om de soort of de graad van verdoving en verslaving. Belangrijk is het ‘waarom’).
Die argumentatie ontbreekt ten enenmale. En over vrijheid gesproken. De vrijheid die de commune-leden genieten lijkt mij - als argeloos lezer - zeer aan banden gelegd door afspraken die alleen maar kunnen worden opgebracht door een vorm van kadaverdiscipline. Als dat de boodschap van Cottenjé is, ben ik zo vrij teverwijzen naar de konsekwenties daarvan. Vrijheid wil toch ook zeggen: jezelf zijn en vanuit jezelf de andere tolereren. Daar staat een en ander tegenover: maatschappij, geld, macht en kennis. Of er muziek in de lucht zit is voor mij zeer de vraag.
Andere interessante uitgaven - hoewel, want ze dateren nog uit de Lannooperiode - zijn ‘Sorry voor de smeerboel’ van Gerda van Cleemput, ‘Drie mussen in september’ van Liva Willems, ‘Huilen in het straatje van niks’ geschreven door Gil van der Heyden en ‘De weg liep over de bergen’ van Jessy Martijn.
Maar of dit alles vijf plaquettes motiveert, geloof ik niet.