Het kinderboek in Engeland
James Brockway
‘Seven years and six months!’ Humpty Dumpty repeated thoughtfully.
‘An uncomfortable sort of age. Now, if you'd asked my advice. I'd have said: “Leave off at seven” - but it's too late now.’
Er zijn zoveel Engelse boeken voor kinderen die internationaal bekend zijn - Alice in Wonderland, Winnie the Pooh, The Wind in the Willows, de Kate Greeneway boeken, de Peter Rabbit boeken van Beatrix Potter en verhalen als Tressure Island - dat men een ander feit makkelijk over het hoofd ziet, nl. dat bij de vele kinderboeken die in de laatste jaren in het V.K. zijn verschenen ook werk van buitenlandse auteurs en illustrators is.
In een artikel in Ons Erfdeel van juni (3/77) over Nederlands werk in Engeland, noteert Paul Vincent, docent aan de üniversiteit van Londen, dat men in Engeland steeds weer Nederlandse kinderboeken tegenkomt... wat niet, helaas, gezegd kan worden van de Nederlandse fictie. Vincent noemde namen als: An Rutgers van der Loeff, Mies Bouhuys en de ‘alomtegenwoordige Dick Bruna’. Na Vincents artikel te hebben gelezen heb ik door het ‘Young Readers Supplement’ van het maandblad Books & Bookmen voor juni gebladerd en hier, in een advertentie voor een nieuwe reeks van ‘high quality’ kinderboeken van de ‘Andersen Press’, een nieuwe afdeling van de firma Hutchinson, ontdekte ik vijf titels uit het buitenland, waaronder het Duitse prijswinnende boek Granny van Peter Hartling en een nieuwe titel van de Oostenrijkse Christine Nostlinger. Buitenlandse namen treft men ook dikwijls onder de illustrators van deze Engelse uitgaven voor kinderen. Er is hier dus zeker een markt voor werk uit Nederland, hoewel ik hierbij ook moet zeggen, dat het nu ongeveer vijf jaar geleden is, dat ik de Engelse versie maakte voor een uitgave van de Sprookjes van de Lage Landen van Hans Sleutelaar en Eelke de Jong, met de prachtige tekeningen van Peter Vos, en de zaak is blijkbaar nog steeds niet rond.
In hetzelfde nummer van Books & Bookmen stond een bespreking over literatuur voor kinderen. Het betrof een boek met een lange titel: Writers, Critics and Children: Articles from Children's Literature in Education, waaraan vele redacteuren gewerkt hadden en dat liet zien, dat de kwestie van literatuur voor kinderen in Engeland nogal ernstig wordt bestudeerd.
De recensente, Patricia Craig, betreurde de nadruk die soms door de leraar op de sociale of morele implicatie van een boek wordt gelegd, maar zij vond dat de beslissende factor, als het er op aan komt, ‘van een boek kunnen genieten’ was: ‘In the end one comes back to enjoyment.’
Dat lijkt me niet meer dan commonsense. Alle lezen is in een zekere zin een vorm van opvoeding, maar waar het een kwestie is van literatuur op school of thuis ‘leren’, dan is er van kunnen genieten van vitaal belang. Zelfs voor het voortbestaan van de literatuur.
Patricia Craig schrijft dat er op het ogenblik drie hoofdcategorieën van kinderboeken in Engeland zijn. De eerste bevat boeken die kinderen vanzelf zullen ontdekken. Dit zijn meestal: avontuur, ruimtevaart, een vrij rauw, onsubtiel soort fantasie, of boeken die te maken hebben met de een of andere hobby; paarden, reizen, het zoeken naar een verborgen schat, historische verhalen.
In deze categorie wordt nogal veel ‘rommel’ gelezen, wat echter blijkbaar geen nadelige invloed uitoefent op de literaire smaak op latere leeftijd. Hoever mijn eerste kennismaking met geregeld lezen van een volkomen spontaan soort mijn literaire smaak in latere jaren beïnvloed of bedorven heeft, kan ik zelf moeilijk zeggen. Maar daar mijn oudere broer niet bepaald intelligent was, las hij nooit (behalve op een zaterdagavond de Sports Argus, met de uitslagen van alle voetbalwedstrijden van die dag). En daarom leerde ik geregeld en gretig lezen (in een staat van volledige betovering) door iedere week het weekblad van mijn oudere zuster, Schoolgirl's Own, van begin tot eind te lezen. (Verklaart dit een zeker penchant, dertig tot veertig jaar later, voor de romans van Iris Murdoch?). In dat blad voor meisjes, stonden, naast het niet erg interessante vervolgverhaal over een meisjeskostschool, andere heerlijke vervolgverhalen, een stuk of zes per week, zodat je maandenlang met een half dozijn verhalen tegelijk bezig was. Een van de eerste en allerbeste hiervan heette (ik zal het nooit vergeten) Castaways on Mystery Isle door een zekere Joan Inglesant... ‘of blessed memory’.
Dat was ongeveer anno 1924, toen ik de ‘uncomfortable age’ van zeven en een half jaar, die door Lewis Carroll's Humpty Dumpty wordt genoemd, bereikt had. De basis van dit onvergetelijke verhaal was overbekend, archetypisch zelfs. Een stel mensen, waaronder enkele meisjes en hun tante Agatha, had schipbreuk geleden en bevond zich op een mysterieus, verlaten tropisch eiland. De tante was rijk - in de Griekse mythologie zou zij een godin of een koningin zijn geweest - en het verhaal betrof de machinaties van het nare, slechte meisje om het mooie, leuke, lieve, goede meisje (de rechtmatige erfgename van tante vanzelfsprekend) bij haar tante zwart te maken. Maar het leuke, lieve meisje, dat natuurlijk argeloos was en niets van zulke laag bij de grondse bedoelingen vermoedde, had, gelukkig maar, een jolige, trouwe vriendin (Babs), die wist hoe de vork in de steel in deze wereld zit en die er voor zorgde - na twintig afleveringen - dat alles terecht kwam.
‘The scales have fallen from my eyes!’ riep tante Agatha in de allerlaatste aflevering - een metaforische wijze van zich uitdrukken die voor mij toentertijd puur literatuur voorstelde. Een geweldige uitdrukking, die ik probeerde zelf te hanteren, als het enigszins kon, hoe belachelijk het ook in de oren van de barbaren mocht klinken.
Een onmogelijk verhaal natuurlijk en toch... En toch: zegt niet Koning Lear bijna hetzelfde aan het eind van Shakespeare's tragedie en herkent men niet in de situatie in dit verhaal voor meisjes de universele strijd tussen goed en kwaad, donker en licht?
Hetzelfde gold ook voor de verhalen voor jongens, waarnaar ik een jaar of twee later zou overstappen, toen jongens op school mij de Rover, Adventure, The Wizard, Hotspur, de weekbladen voor jongens toen, introduceerden. De eisen die kinderen aan een verhaal in zulke bladen stelden waren in sommige opzichten streng.