Jeugdbibliotheekwerk
Christine van Rheenen
Voor veel jongeren, die van lezen houden lijkt het werken in een bibliotheek ideaal. Als men dan ook nog ‘iets met kinderen wil’, kies je het vak van jeugdbibliothekaresse. Maar kun je dit werk nu zo maar doen als je van lezen en van kinderen houdt? Waar bestaat het werk uit, wat doe je de hele dag op de bibliotheek, heb je wel tijd om boeken te lezen? En moet je voor het vak een speciale opleiding hebben?
Misschien is dat het beste uit te leggen als men eens een middag op een bibliotheek zou meedraaien. Er komt een telefoontje van een onderwijzer, die het projekt ‘water’ gaat kiezen voor zijn klas en die nu de kinderen naar de bibliotheek wil sturen om daar boeken bij te zoeken. Dan is er een telefonisch verzoek om een regeling voor een bibliotheekbezoek van een school klas 1 tot en met 6. De volgende telefoon is een boze moeder, die vindt dat haar kind te makkelijke boeken leest ‘en of de juffrouw, daar niet op kan letten’ en er komt een vraag om een stukje over de kinderboekenweek voor het wijkblad. Ook is er de juffrouw van het buurthuis die mee wil doen met de boekenweektentoonstelling en verder vraagt zij om een kollektie boeken voor haar kinderen, die naast de strips toch nog eens iets anders moeten lezen. Daar tussen door is er de gewone dagelijkse uitlening met zijn vragen. ‘Juf, een mooi boek, ik kan niks vinden-Juf, ik moet een spreekbeurt houden, waar zal ik het over doen-Juf, waar staan de dierenboeken’ Om maar niet te spreken van de studenten van de Pedagogische Akademie, de Opleiding voor kleuterleidsters, Kinderverzorgsters enz., bezig aan skripties, die met jeugdboeken en schrijvers te maken hebben, en ouders, die geïnteresseerd zijn in de lektuur van hun kinderen en er meer over willen weten.
Het werk vraagt een gedegen vooropleiding, die begint na de Havo, het Atheneum of het Gymnasium. Er zijn in ons land zes Bibliotheek- en Dokumentatieakademies te weten: Amsterdam, Deventer, 's Gravenhage, Groningen, Sittard en Tilburg. Daar wordt men opgeleid tot assistent-bibliothekaris. Kiest men in het derde jaar als specialisatie jeugdbibliothekaris dan is daarvoor een opleiding in Amsterdam, Groningen en Tilburg. Er zijn nog meer specialisaties mogelijk, bv. muziekbibliothekaris, schoolbibliothekaris e.a. De eerste twee jaar zijn voor alle studenten gelijk en geven naast bibliotheektechnische vakken als katalogiseren, rubriceren en uitleensystemen, een groot aantal oriënterende vakken op alle gebied, Men leert niet het antwoord te kunnen geven op iedere vraag van het publiek, maar wel waar men het antwoord moet zoeken.
Vooral de lessen in handboeken en naslagwerken zijn dus erg belangrijk. Bij de vakken, die men krijgt hoort ook jeugbibliotheekwerk, met als onderafdeling jeugdliteratuur.
Daar de akademies niet alleen mensen opleiden voor de openbare bibliotheken, maar tevens voor speciale- en wetenschappelijke bibliotheken is het aantal lessen over elk onderwerp en dus ook over jeugdlektuur niet zo talrijk. Kiest men als specialisatie het vak van jeugdbibliothekaresse, dan houdt men zich een jaar lang bezig met kinderen en boeken. Betreft de kinderen, krijgt men niet alleen vakken als kinderpsychologie en opvoedkunde, maar ook onderwijskunde. Wat voor typen scholen zijn er, welke vormen van onderwijs heeft men, hoe zit het huidige onderwijs in elkaar en wat wordt er op school geleerd. En als het over boeken gaat leert men: hoe kinderboeken te beoordelen, welke typen jeugdlektuur er zijn, kennis te krijgen van belangrijke schrijvers en uitgevers.
Maar ook hoe men boeken en kinderen bij elkaar kan brengen door middel van allerlei expressievormen.
Echter niet alleen kinderen, ook volwassenen moeten het belang van het goede jeugdboek gaan inzien. Vandaar dat vakken als het schrijven van artikelen en het houden van lezingen op het programma staan.
Tenslotte dient men als hoofd van een jeugdafdeling in de openbare bibliotheek wat af te weten van bouw en inrichting, financieel beleid en personeelsbeleid, zodat ook hierin een aantal lessen wordt gegeven.
Skripties, werkstukken, schriftelijke en mondelinge tentamens geven na het eindexamen de studenten het diploma ‘jeugdbibliothekaris’. Pas dan begint het eigenlijke werk, waar men op de stage al iets van heeft meegemaakt.
Het is een soms vermoeiend, maar altijd boeiend vak, dat steeds iets nieuws geeft, omdat geen kind gelijk is aan de ander. Klein (c.a. 2 jaar) en groot (c.a. 14 jaar) heeft eigen opmerkingen, een eigen keuze en vaak bijzonder persoonlijke ideëen. Een goed gevoel voor humor is dan ook heel belangrijk.
Nu de laatste jaren het kinderboek zeker bij een aantal volwassenen de belangstelling heeft die het verdient en kinderen plezier in lezen hebben gekregen mede door het gratis toegankelijk zijn van de bibliotheek is er zeker behoefte aan jonge enthousiaste bibliothekaressen, die in dit werk veel voldoening zullen vinden.