Systeem en komedie in Nederland
Henk van Kerkwijk
Er zijn schrijvers, uitgevers, boekverkopers en boekenkopers, waarvan weer een gedeelte lezers. Uitgevers en boekverkopers maken per firma reclame, maar een gedeelte van de propaganda gebeurt ook kollektief. De k van kollektief staat dan, zoals iedereen begrijpt, voor de c van CPNB. Want wanneer je CPNB vanaf de klapstoel op de chaise longue vleit, blijkt de betekenis ‘collectieve propaganda van het nederlandse boek’. De meest in het oog vallende aktiviteiten van de CPNB zijn nog steeds de Boekenweek, de boeken van de maand en de kinderboekenweek. De CPNB wordt bij deze en andere gebeurtenissen geadviseerd en gestuurd door diverse werkgroepen, waarin naast uitgevers, boekhandelaren, onderwijsen bibliotheekmensen en per gebied deskundigen, schrijvers zitten die de Vvl vertegenwoordigen. De werkgroep Kinderboek die voor kinderboekenweek en verwante gebeurtenissen verantwoordelijk is, heeft bovendien nog te maken met een volledig autonoom lichaam: de jury goaden en zilveren griffels, die op verzoek van de CPNB boeken ter bekroning voordraagt.
En nou begint de komedie.
Als we in het algemeen een aantal eigenschappen voor juryleden opsommen, lijkt één karaktertrek een eerste vereiste, nl. het vermogen eigen smaak, ideeënwereld en levenshouding te relativeren; ook is een behoorlijke deskundigheid op het terrein waarop gejureerd moet worden zeker handig; aangenaam tenslotte is een behagelijke luiheid, een neiging tot niet ter zake doende bespiegelingen en een beperkte, maar uitgesproken drankzucht.
Droevig ervaringsfeit is nu dat het vrijwel altijd aan die eerste, ideale karaktertrek ontbreekt. Terwijl deskundigheid, om me voor gemak en veiligheid even tot de kinder- en jeugdboeken te beperken, vaak ontbreekt of alleen deelgebieden betreft.
Hoe werken die juries nu? In de jaren zestig en daarvoor bestonden ze uit 5 ad hoc gekozen leden. Ze stelden één prijs voor, later werden dat er twee. Soms werkte dit goed, soms was het resultaat een horreur, zoals met Niku, de zigeunerjongen, een in wat stoffig neerlands geschreven boek, of met Loeloedjie, kleine rode bloem, een werkje dat in zijn anti-zigeunerschap totaal niet deugde, waarna om de zaak goed belachelijk te maken in 1966 geen prijs werd uitgereikt, terwijl Jaap ter Haars Boris op de nominatie stond, een literaire parel als je het met eerder genoemde prijswinnaars vergeleek.
Maar nu de laatste tijd. In de jaren 70 werd het systeem omgegooid. Inplaats van 5 juryleden, kwamen er 7 regionale juries, elk met 5 leden. In zoverre is dit systeem ‘demokratischer’, dat nu inderdaad opinies uit alle delen van het land in het uiteindelijk besluit doorwerken. In de benoeming van juryleden speelt ‘demokratie’ echter geen rol. De juries vullen zichzelf aan en zoiets heet coöptatie.
Die 35 nu, daar is iets geks mee. Mensen waarvan je het elk op zich, en wederzijds, min of meer prettig vindt om de hand te schudden en een praatje mee te maken, veranderen als ze in een kluit van 35 bij elkaar komen. De blikken verstarren, alle lippen worden per lip minstens een halve centimeter dunner, ook de dames krijgen heer Bommel-achtige zenuwtrekken en van een eerst niet onaangename tenor slaat de klank bij het betogen in eunuchide schrilheid over.
Dat is alles wat achter de bewezen inkompetentie van dit jaar steekt. Onderlinge irritatie en gebrek aan smaak deden toppen uit '76 als Willem Wilminks het bange dierenbos en Dolf Verroens Allemaal de boom in van de griffellijst verdwijnen. De onderlinge irritatie vooral maakte, bij een overvloedig aanbod, bekroning onmogelijk. Natuurlijk kan het jury-regelement zover gewijzigd worden dat dit soort slippartijen minder makkelijk wordt. Waar vind je echter mensen die hun élan ook in de kluit bewaren, hoe kom je überhaupt aan lieden met die eerder genoemde eerst vereiste karaktertrek? En dan nog 35... Nee, we zullen nog vaak om hetzelfde slag komedies kunnen lachen.