Het werk van Henk Barnard
Dolf verroen
De dus ook dit jaar weer bekroonde kinder- en jeugdboekenschrijver Henk Barnard debuteerde in 1959 bij de uitgeverij Leopold met Slacht me niet, zei de kip. Een bundel voor jonge kinderen geschreven verhalen, die vanuit een merkwaardige fantasie ontstaan zijn en daardoor heel persoonlijk. Hoewel deze verhalen geen sprookjes zijn, nemen de werkelijkheid en het onbestaanbare er een even grote plaats in. Vergelijkingen zijn uit de boze, maar als ik op deze wijze een indruk zou moeten geven, zou ik ze vergelijken met de kinderverhalen van Hans Andreus. Ze gaan over (bijvoorbeeld) de domste klas van het dorp, een onderwijzer die de taak van de torenklok overneemt, een burgemeester die alleen in bed en dan met zijn zwarte jas aan en ambtsketen om kan denken (over drie zielige reuzen die in hun zieligheid van het dorp een hel maken) en over een jongetje dat door zijn kieskeurigheid zo mager wordt dat hij het magerste jongetje van de wereld is geworden (en niet meer buiten kan lopen als het waait) enzovoort, enzovoort. Het was geen wonder dat in die tijd, waarin boeken voor kleine kinderen nog minder serieus werden genomen dan tegenwoordig, deze verhalen met een zeker wantrouwen werden bezien en - ondanks de bewonderende kritieken van de (enkele) goede kritici die wij hebben, zo langzaam werden verkocht dat er zelfs geen herdruk mogelijk was. Daarna verscheen, eveneens bij Leopold, Torentje, torentje, val niet om, een vergelijkbare verhalenbundel, die gelukkig kortgeleden (ook weer bij Leopold) herdrukt werd. Ook hierin weer bizarre, met veel humor beschreven geschiedenissen over, bijvoorbeeld, een jongetje dat de Eiffeltoren wil afbreken, over een jongetje dat op walvissen gaat vissen omdat hij niet van levertraan houdt, over een (pas gekochte) hond waar een giraffe uit groeit, over de verdwaalde dochter van Neptunus of over een vogeloppasser die een koekoek wordt.
De bundel Okketok ten slotte, verscheen bij West Friesland - de uitgeverij die echt niet alleen Witte Raven heeft! Ook dit zijn weer verhalen waarin fantasie en werkelijkheid dooreen zijn gevlochten en waarin de (moralistische) boodschap waar (vooral jonge) kinderen bijna altijd mee worden opgezadeld, volledig ontbreekt. Ik weet niet of dat ook geldt voor de veelgelezen en zeer bekend geworden boeken over tante Da, twee maatschappijkritische, in de Amsterdamse Jordaan spelende verhalen voor kinderen van tien tot twaalf jaar (en jonger en ouder, want die leeftijdsbegrenzing is altijd weer een schatting en is dan ook niet meer dan een aanwijzing). Het eerste, De Marokkaan en de kat van tante Da, een oorspronkelijk als hoorspel geschreven verhaal, verscheen in 1972 bij Van Holkema en Warendorf en kreeg een jaar later een gouden griffel. En terecht, geloof ik, want wat Henk Barnard in dit boek overhoop haalt, is niet mis; tante Da, het prototype van een goudeerlijke Jordaanse, die naast grote goedheid evenveel karakter heeft, is haar Siamese kat kwijt en als de kinderen uit de buurt hem gaan zoeken, ontdekken ze in een wagen op het spoorwegemplacement een Marokkaan, die illegaal naar Nederland is gekomen om als gastarbeider de kost te verdienen. De kinderen proberen hem aan werk en een verblijfsvergunning te helpen en vanaf dat moment krijgt de lezer alle moeilijkheden voorgezet waarmee een ijverige, goedwillende gastarbeider te maken heeft - van wettelijke dwaasheden tot menselijk wantrouwen en discriminatie toe. Hoe weinig vrijblijvend de keuze van onderwerp ook mag zijn, toch krijg je nergens de indruk van opzettelijkheid. Integendeel. Henk Barnard richt zich helemaal tot de kinderen, doet niets over hun hoofden heen. En het resultaat is dan ook een boeiend, bijzonder spannend verhaal met vooral veel humor, geschreven zonder enige pretentie. Een verhaal dat een goed beeld geeft van de wereld waarin wij leven, de
(verschillende) mensen waardoor wij worden omringd. Mensen die wel of geen karakter hebben, goed of slecht zijn ( en soms van allebei een beetje), jong of oud, aktief of lui en ga zo maar door. Het zijn mensen die je dagelijks om je heen ziet, als je je ogen maar open doet. Het is een verdienste van Barnard dat hij de kinderen duidelijk maakt hoe oude mensen zijn: geen afgedankte mensen, maar mensen die even betrokken bij de maatschappij en het mensdom zijn als ze altijd geweest zijn en zelf willen zijn. Net als de jongeren dus. Dit komt vooral tot uitdrukking in De krakers en het huis van tante Da, waarin een kraakaktie wordt ondernomen om de buurt voor afbraak te behoeden. Het zijn niet alleen de onderwijzer en de vaders en moeders - de generatie dus die het voor het zeggen heeft of denkt te hebben - maar ook de schoolkinderen en de gepensioneerden, die de ontwikkeling in deze zaak bepalen. En de afloop! Je kunt kinderen niet duidelijk genoeg maken dat doen, handelen, de meest bevrijdende manier van leven is.
Twee verrukkelijke boeken, waarin Henk Barnard zich bepaald niet de kans heeft laten ontgaan om komische situaties en typetjes te maken. Daarom lijkt het mij verstandig dat hij zich niet heeft laten verleiden om van de struise tante Da een serie te maken - ze is er bij de kinderen populair genoeg voor! - en daardoor een beetje te leuk te worden en hij een paar jaar de tijd heeft genomen om zich op iets nieuws te bezinnen.
En dat is dan Kon hesi baka geworden, Surinaams voor kom gauw terug. Het verhaal speelt zich af voor de onafhankelijkheid van Suriname: Georgien woont met haar moeder en broertje op een erf in Paramaribo. Haar ouders zijn niet getrouwd - hetgeen in Suriname gewoon is - en zij heeft vage herinneringen aan haar vader, die nu in Nederland