De olifant en de schildpad
De Regen kreeg ruzie met de Olifant, een ruzie die zo hoog liep dat de Regen niet meer op de aarde wilde vallen. De Olifant kreeg dorst en ging op zoek naar een regenmaker. Hij zocht de Gier op en zei:
- Gier, help me met je toverkunst en laat de regen vallen.
De Gier weigerde.
De Olifant zei tegen de Kraai:
- Kraai, bezweer de regen met je toverkracht.
De Kraai antwoorde:
- Geef me dan wat ik nodig heb. De Kraai sprak bezweringen en de Regen daalde neer. Er kwamen plassen en meren, maar ze droogden al gauw allemaal op, behalve één, die door de Olifant werd ingepikt. Op een dag wou de Olifant op jacht gaan en daarom zei hij tegen de Schildpad:
- Jij blijft hier, bij het water.
De Schildpad bleef bij het water en de Olifant ging op jacht.
De Giraf had dorst en kwam bij de Schildpad:
- Geef me te drinken.
De Schildpad zei:
- Het water is van de Olifant.
De Zebra kwam en zei tegen de Schilpad:
- Geef me te drinken.
De Schildpad zei:
- Het water is van de Olifant.
De Kameel kwam en zei tegen de Schildpad:
- Geef me te drinken.
De Schildpad zei:
- Het water is van de Olifant.
De rode antilope kwam en zei tegen de Schildpad:
- Geef me te drinken.
De Schildpad antwoordde:
- Het water is van de Olifant.
De Springbok kwam en zei tegen de Schildpad:
- Geef me te drinken.
De Schildpad zei:
- Het water is van de Olifant.
De Jakhals kwam en zei:
- Geef me te drinken.
De Schildpad antwoordde:
- Het water is van de Olifant.
De Leeuw kwam en zei:
- Schildpadje, geef me te drinken.
Nog voordat de Schildpad maar iets kon antwoorden, sprong de Leeuw op hem af en takelde hem toe. Toen dronk hij zoveel als hij lustte, en na hem deden alle andere dieren dat ook.
Toen de Olifant terugkwam van de jacht, vroeg hij:
- Schildpadje, waar is het water gebleven?
De Schildpad zei:
- Dat hebben de dieren opgedronken.
Toen zei de Olifant:
- Schildpadje, moet ik je fijnmalen met mijn tanden en je opslokken?
- Alsjeblieft, doe dat vooral, verslind me maar, zei de Schildpad.
Toen de Schildpad verslonden was en in de buik van de Olifant zat, beet hij het enorme beest in de lever, het hart en de nieren.
- O Schildpadje, zei de Olifant, je hebt me te pakken. Ik ga dood.
Zo stierf de Olifant. De Schildpad kwam naar buiten en was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde.
De Duitsers hadden Namibië in handen gekregen zoals de Olifant in het verhaal zich had meester gemaakt van het enige beschikbare meertje, waar verder niemand uit mocht drinken. De ene bezitter heerste ten koste van alle andere bewoners van het land. De vreemdelingen bezetten de beste landbouwgrond en begonnen later steeds intensiever de bodem te exploiteren en grondstoffen uit te voeren.
In het Noorden van Namibië wonen de Ovambo; zij vormen de grootste bevolkingsgroep van Namibië. Ook in Ovamboland is de Olifant het symbool van vernieling en het werd als een slecht voorteken beschouwd dat op een dag een olifant niet alleen het bebouwde land van de Koning vertrapte, maar tenslotte ook op die plek neerviel en stierf. De wijzen in het land voorspelden in diezelfde tijd dat de komst van de blanken, die in steeds grotere aantallen het land bezetten, fatale gevolgen zou hebben voor de Ovambo zelf, die in het Noorden van Namibië wonen:
Er kruipt iets vreemds over het water
Vreemdelingen komen het land binnen
Ze waren ver weg, nu zijn ze dichtbij, ze zijn hier.
Als mensen op weg gaan gebeurt het soms,
Dat ergens een Omuhamaboom over hun pad valt.
De vreemdelingen komen uit verre landen.
Ze brengen nieuwe iedeeën.
Als zij praten, moeten wij luisteren, vinden ze.
Vroeger doorkruiste ik vaak het land
De dorpen van onze vorsten
Nu kwam ik langs dezelfde weg
De dorpen en onze leiders zijn verdwenen.
Ik zag alleen maar Europese huizen.
De Duitsers stonden onder leiding van een zekere Göring, de vader van de later hier maar al te bekende Duitse Nazi, Herman Göring. In Windhoek, de hoofdstad van het bezette Namibië, herinnert