Engelse Kroniek/James Brockway
U leest deze kroniek - waarom, waarvoor? Voor nieuws over ‘het Engelse boek’, een bericht omtrent een opvallende nieuwe titel, een merkwaardige nieuwe naam? Als men auto's of vliegtuigen fabriceert, is het gewoonte het produkt op uitgebreid marktonderzoek te baseren. Maar hoe kan ik weten, wat u van mij wilt?
Deze kroniek komt in het eerste nummer van het nieuwe seizoen 1977/78, maar wordt geschreven tijdens de vakantiedagen als de hersens weigeren (en terecht) ingeschakeld te worden en als de gedachten alle ordening verwerpen.
Er liggen in mijn tas of 's nachts op de tafel naast m'n bed drie boeken, die weigeren uitgelezen te worden. Het zijn: A Postillion struck by lightning - eerste deel van een autobiografie door filmster Dirk Bogarde (werkelijke naam: van den Bogaerde - dus ergens van Nederlandse afkomst). Er wordt meestal automatisch denigrerend op autobiografieën van filmsterren gereageerd. Misschien terecht. Dit boek is in ieder geval goed ontvangen en populair geworden. Het is over de BBC-radio uitgezonden, als vervolgverhaal. Het heeft wel charme en is anders dan de meeste autobiografieën van dit soort, want het heeft min of meer de vorm aangenomen van een roman. Dat wil zeggen: over de jeugdjaren van de filmster wordt verteld met gebruikmaking van veel levendige, natuurlijke dialoog die Dirk Bogarde onmogelijk nog in zijn hoofd kon hebben zitten - hij heeft het dus alles opnieuw gemaakt, verzonnen. Scheppend werk dus - en daarom interessant, vooral als het werk van een toneelspeler en filmster betreft, die anders als tolk fungeert, die gelijk de vertaler, steeds bezig is, de woorden van een ander te interpreteren. Verder lijkt het boek weinig om het lijf te hebben, maar de volgende delen - over zijn werk en ervaring bij de film - kunnen heel interessant worden.
De tweede titel is Laidlaw door William McIlvanney, een veel bekroonde Schotse auteur aan wiens eerste roman Remedy is none (1966) de Geoffrey Faber Award werd toegekend. Laidlaw is zijn vierde boek en is anders: McIlvanney is op de ‘detective’ overgestapt en met Laidlaw, zijn Schotse inspecteur van politie, heeft hij een figuur à la Maigret geschapen. Op de stofomslag leest men dat dit boek het eerste van een reeks is. Naar mijn smaak is het boek interessant in de eerste plaats vanwege de milieubeschrijving - de enscenering is Glasgow, de grote Schotse industriestad - en wegens het Schotse dialect. Er is hier een duidelijke poging gedaan om de mensen en de sociale toestanden in deze stad te portretteren naast het portret van Laidlaw zelf en naast het verhaal van de moord op een tiener. In de tweede plaats wilde ik zelf een beetje speurderswerk verrichten. Als jongeman studeerde McIlvanney Engelse letterkunde en in zijn eerste roman - met een thema dat een gelijkenis met het Hamlet-verhaal toonde - vond ik sporen van een zekere ‘verliteratuurdheid’ en vooral een overdaad aan beeldspraak die een hinderpaal vormde. Hetzelfde, maar dan in mindere mate, vind ik weer in Laidlaw. Dit nieuwe boek van McIlvanney heeft niettemin zeer goede recensies gekregen, waaronder een vrij lange in het Amerikaanse blad Time (waar men ook ‘verliteratuurd’ schrijft in een Amerikaanse ontaal die dermate vol beeldspraak is gepropt dat hij voor buitenlanders vaak niet te volgen is.
Het feit echter dat Laidlaw door Amerikanen gewaardeerd is betekent dat het Schotse milieu en dialect enz. geen hinderpaal voor de Nederlandse lezer behoeven te vormen. Wel, hier en daar een puzzel.
Het derde nog niet uitgelezen boek, dat naast mijn bed ligt, heet Children of the Sun door Martin Green, een Engelse journalist die naar de Verenigde Staten is ‘uitgeweken’ en vanuit zijn nieuwe ‘home’ afbrekende boeken over de Britse (literaire) samenleving de wereld instuurt. Het eerste heette A Mirror for Anglo-Saxons en is in 1961 verschenen. Green is intussen professor geworden en is - op basis van wat ik tot dusver in Children of the Sun gelezen heb tenminste - tegenwoordig bezig jonge Amerikanen slecht Engels te leren en hen, wat de Engelse samenleving betreft, met zijn theorieën te misleiden. In zijn korte inleiding van 20 regels staan één taal- en vijf stijlfouten. Dit boek - over boeken, over auteurs - is té interessant om er hier alleen maar in het kort over te schrijven. Ik ben daarom van plan hierover meer uitgebreid in een volgend nummer, of elders, misschien in het weekblad De Tijd te schrijven. Laat ik voor het ogenblik volstaan met te melden dat deze Britse ‘Zonnekinderen’ van Green de culturele afdeling van de rijke, zeer rijke, verwende laag van de Britse bevolking in de jaren 1920-1950 is. Vele bekende auteurs behoorden tot deze kring, en eveneens de twee hoofdfiguren van Green's boek, Brian Howard, een bekende culturele homo die aan zijn eind kwam door zelfmoord te plegen in Parijs in de jaren vijftig en Sir Harold Acton, de estheet en historicus, die nog in leven is - hij woont (luxueus) te Firenze. Door zulke figuren als zijn hoofdfiguren te kiezen (het zijn, literair en cultureel gezien, figuren van het tweede plan en geen scheppende kunstenaars) heeft Green zijn argument verzwakt. Maar deze twee kenden al de belangrijke literaire figuren van hun tijd en daarom is het boek interessant. Meer hierover later.
Intussen heb ik gelezen Lovers in Exile -