Franse kroniek
Pierre H. Dubois
Het oeuvre van Marquerite Yourcenar
Het is niet altijd de onmiddelijke actualiteit die aandacht verdient, maar de gelegenheid dient gretig te baat te worden genomen als de kans bestaat de aandacht te vestigen op een figuur of op literair werk dat in bijzondere mate de moeite waard is.
Die kans doet zich voor door de toekenning van de grote literatuurprijs van de Académie Française aan de schrijfster Marguerite Yourcenar, iemand die zeker niet onbekend mag worden genoemd en die in de laatste jaren ook meer dan eens belangrijke letterkundige prijzen toegewezen kreeg, maar die desondanks een auteur voor (betrekkelijk) weinigen is gebleven. Dat is niet helemaal verbazingwekkend want zij is zeker geen gemakkelijk auteur, maar voor Nederland doet de gelukkige omstandigheid zich voor dat twee van haar belangrijkste werken in onze taal zijn vertaald, namelijk de Mémoires d'Hadrien en l'Oeuvre au noir.
Marguerite Yourcenar (die eigenlijk Marguerite de Crayencour heet en wier pseudoniem dus een anagram van haar werkelijke naam is) werd in 1903 in Brussel geboren. Zij verbleef lang in Frankrijk, maar woonde nog langer in het buitenland. Tijdens en na de oorlog verbleef zij in Amerika waar zij een tijdlang Frans doceerde en zich toen terugtrok op Desert Island, vlak voor de Atlantische kust. De laatste jaren woont zij in Griekenland. Ook dat is niet zo vreemd want de klassieke oudheid speelt een belangrijke rol in haar werk. Haar eerste boek was een verhandeling over de Griekse dichter Pindaros en zij schreef ook veel kritische verhandelingen over Griekse teksten. Haar eerste roman Alexis ou le vain combat verscheen in 1929, een delicaat verhaal over een jongeman die aan zijn vrouw verslag uitbrengt over zijn verhouding tot haar en de innerlijke strijd die zijn liefde hem heeft gekost, omdat hij een homoseksuele neiging niet kan onderdrukken, zodat hij haar tenslotte verlaat. Daarna schreef zij nog een paar romans: La Nouvelle Eurydice, Le dernier rêve en Nouvelles orientatles. Er verschenen ook een paar toneelstukken: Electre ou la chute des masques en Qui n'a pas son Minotaure.
Maar een veel grotere bekendheid kreeg zij in 1951 met Les Mémoires d'Hadrien. Zij schreef deze roman, in de vorm van gefingeerde herinneringen van keizer Hadrianus, uit de tweede eeuw, al een eerste maal voor de oorlog; dat bevredigde haar niet en zij gooide het weg. Een nieuwe versie, geschreven tijdens de oorlog in Amerika raakte verloren, en het toeval van het terugvinden van de paar eerste bladzijden daarvan, bracht haar tot een derde manuscript dat tenslotte werd gepubliceerd en dat haar succes en bekendheid gaf.
Voor de schrijfster is Hadrianus een van de weinigen geweest die nog helemaal de Grieks-Romeinse cultuur vertegenwoordigde, maar tegelijkertijd al de kiem in zich droeg van de moderne wereld. In haar ogen was hij de eerste en - tot Karel de Vijfde zelfs de laatste - zoals zij in een interview vertelde, die de conceptie van Europa als geheel voor zich zag, maar tevens voorzag welke gevaren er dreigden.
Marguerite Yourcenar verplaatste zich in de persoon van de keizer door zich in te leven in de geschiedenis van zijn tijd, niet zozeer de uiterlijke als wel de innerlijke werkelijkheid van zijn personage naspeurend. Zij deed dat door de boeken te lezen die hij las, of gelezen kon hebben, door de documenten over hem te bestuderen, zijn vrienden en vijanden onder de loep te nemen, door de invloed na te gaan die zijn lange zieke, waaraan hij tenslotte overleed, op zijn stemmingen en gedrag kon hebben gehad. Ofschoon niemand uiteraard kan vaststellen in welke mate zij daar inderdaad is in geslaagd, is het een feit dat de indruk die het boek maakt er een is van een zeldzame authenticiteit, van een geloofwaardigheid die alleen door een soort empathie kan ontstaan.
Dat kunststuk heeft zij - niet op dezelfde manier, maar wel met een zelfde succes - nog eens herhaald in de meesterlijke roman die in 1968 verscheen en waarvoor zij toen de Prix Fémina ontving, l'Oeuvre au noir.
Dit nieuwe boek was eveneens een historische roman, die zich ditmaal afspeelt in de zestiende eeuw, de renaissance. Opnieuw heeft zij zich met een ongelooflijke intensiteit in de eeuw verdiept en uit het boek blijkt tot in de kleinste details hoe enorm haar kennis is. In een ‘Note de l'auteur’ aan het einde van het boek vertelt zij hoe zij er koortsachtig aan heeft gewerkt tussen... 1921 en 1925! Haar bedoeling was toen een veel ambitieuzer werk dat zich over verschillende eeuwen en verschillende gemeenschappen zou uitstrekken. Dat plan heeft zij laten varen. Maar uit een overgebleven fragment, dat al het personage van de medicus, alchemist en filosoof Zenon bevatte, is deze centrale figuur van l'Oeuvre au noir ontstaan.
Wie aan een fictief personage in een roman die zich in het verleden afspeelt de specifieke realiteit wil geven die tijd en plaats vergen, merkt Marguerite Yourcenar op, wil hij van zijn boek niet min of meer een gekostumeerd bal maken, heeft weinig anders tot zijn beschikking