Literair Toerisme/Clara Eggink
Pierre H. Dubois. Schrijvers in hun Landschap II. Verkenningstochten door de Franse Literatuur. Nijgh en Van Ditmar 1977.
Pierre Dubois, dichter, romanschrijver, essaist, is naast zijn creatieve bezigheden een mens dat leeft voor en met de letterkunde.
Zijn voorkeur gaat uit naar de Franse. Tenminste, dat is zo mijn indruk. Behalve een kenner is hij ook een lezer waarmee ik bedoel te zeggen dat hij waarschijnlijk even hartstochtelijk zou lezen als hij geen dichter, schrijver enz. was. In de inleiding van zijn eerste bundel Schrijvers in hun Landschap heeft hij lezen zo terecht ‘die dubbele beweging van ontvluchten en herkennen’ genoemd.
Het zal dus niemand verwonderen dat Dubois, als hij op reis gaat in Frankrijk, de plaatsen en landstreken gaat bekijken waar zijn geliefde schrijvers gewoond en geleefd hebben. Zo ongeveer als de liefhebbers van architectuur of schilderkunst na veel voorbereiding bouwwerken en musea opzoeken, de klimgragen de hoogste toppen of de skiërs de diepste sneeuw, ook na veel voorbereiding.
Over deze liefhebberij van hem zegt hij o.a. ‘de lezer geeft er zich geen rekenschap van hoe concreet de wereld is waarin de levens van de romanfiguren, waarover hij leest, zich afspelen. Dat is wel degelijk de wereld waarin de schrijver als kind speelde en droomde, als volwassene mijmerde, liefhad en wanhopig was’.
De keuze van Dubois is natuurlijk gebonden aan zijn persoonlijke voorkeur, maar het is niet de voorkeur van iemand die met alle geweld de parelduiker wil uithangen. De schrijvers van wie hij het grondgebied heeft verkend, zijn beroemd en hun namen kunnen geen beschaafde mens vreemd in de oren klinken. Dubois leidt je (in het eerste deel) b.v. naar Normandië, het landschap dat Guy de Maupassant als achtergrond voor zijn verhalen gebruikte. Je gaat de Seine langs om Maeterlinck, Victor Hugo en André Gide in hun omgeving te ontmoeten. In Touraine ‘klinkt de lach van Rabelais nog na’ en in Bretagne sta je bij dat wonderlijke graf van Chateaubriand, dat dagelijks aan eb en vloed onderhevig is.
In de, in mijn ogen maar Dubois spreekt mij tegen, weerzinwekkende tweelingstad Charleville-Mézières heeft de arme Rimbaud een part van zijn leven moeten doorbrengen, geen wonder - en uit Grenoble is, behalve handschoenen, ook Stendhal voortgekomen. Op verkenning gaan levert altijd avontuur op, of men dit nu per boek doet of letterlijk. Op de beide manieren tegelijk blijkt uitermate bevredigend te zijn.
Het hierboven staande schreef ik ongeveer bij het verschijnen van het eerste deel van ‘Schrijvers in hun Landschap’, in 1971. Met dit tweede deel in handen zou ik eigenlijk hetzelfde kunnen zeggen maar gedwongen door welhaast dithyrambische gevoelens, slaak ik de bijna jaloerse verzuchting: hoe heerlijk moet het zijn om zo te kunnen reizen en zo goed en diep de Franse literatuur te kennen.
Behalve in de landschappen waarvan de emanatie nog steeds in hun werk waar te nemen is, is Dubois, naar ik meen, zeer geïnteresseerd in de afstamming, (maar die behoort eigenlijk bij die landschappen), de liefdes en de sociale belangstellingen van zijn auteurs. Deze maken zijn korte levensbeschrijvingen, altijd in verband met hun boeken, zo levendig en ik zou bijna zeggen, naleefbaar. Hoe aangrijpend b.v. was het leven van de dichter-staatsman Lamartine en hoe boeiend en ook amusant dat van ‘La belle Cordière’, de mooie vrouw van de touwslager, Louise Labé, met haar talrijke liefdesavonturen. Wie zou zo'n leven zoeken in de rommelige handelsstad Lion, behalve Dubois natuurlijk. En George Sand, stormachtig in de liefde en in de letteren, voorvechtster van de democratie; Léautaud, de geniale zonderling van de dagboeken, die op zijn oude dag opeens openbaar beroemd werd. In de letterkunde was hij dat allang. De zachtmoedige, verliefde dichter Gérard de Nerval - Al lezende had ik soms het gevoel dat de tijd wegviel en dat ik deze mensen ontmoette.
In zijn woord vooraf bij het tweede deel, zegt Dubois ‘Ik ben doorgaans geneigd te denken dat mensen voor wie boeken “maar” boeken zijn, papier, letters, geen zogenaamde “levende” (en ik zeg niet: belééfde) realiteit, niet de ware lezers zijn. Het is waar dat de personages die men in een roman tegenkomt denkbeeldig personages zijn, die alleen in de verbeelding bestaan. Maar die verbeelding bestaat niet zonder iemand van vlees en bloed, in wie die verbeelding gevoed wordt met elementen die tot zijn unieke wereld behoren.’ En zo is het wel. Indien ik nog tijd had, ging ik met deze beide boeken onder mijn arm op reis om dit alles óók te zien en te beleven. Want een ware lezer ben ik, geloof ik, wel.
PIERRE H. DUBOIS: ‘Schrijvers in hun landschap II’ Nijgh en van Ditmar 192 blz. 29,50