J.H. Donner & Helbertijn Schmitz-Küller over het stenen bruidsbed
Helbertijn Schmitz-Küller
Geachte Heer Donner,
Het zou mooi zijn als onze verschillende interpretaties van Het Stenen Bruidsbed elkaar aanvulden, maar helaas is dat maar zeer ten dele het geval, het lijkt wel of wij twee verschillende boeken gelezen hebben.
Voor u is Het Stenen Bruidsbed ‘een liefdesroman waarin het vreselijkst oorlogsbedrijf uiteindelijk niet meer is dan één grote metafoor.’ ‘Onderwerp, zowel als thema, zijn beide de in oorsprong romantische idée van de absolute liefde, die in een volstrekt “nu”, zoekt de tijd te boven te gaan.’ U vindt dat zelf wat ‘hoogdravend’ uitgedrukt, ik vind het eerder verwarrend. Liefde, en dan zeker een overtreffende trap als ‘absolute liefde’, veronderstelt op z'n minst een betrokkenheid bij een ander, iets wat hier juist opvallend ontbreekt. Want over wat voor liefde gaat Het Stenen Bruidsbed? Liefde van de oorlogsvlieger voor de stad die hij bombardeert, liefde van Corinth voor Hella die na één nacht verdwenen is, liefde, even ‘echt’ maar ook even kortstondig als de haat voor een onbekende die voordringt in de ondergrondse.
In de liefdesdaad fungeert de ander uitsluitend als object, de aandacht is geheel op de eigen ervaring gericht.
‘Het volstrekte orgasme’, een term die u elders gebruikt, geeft beter aan waar het om gaat. De Rougemont had dan ook gelijk: wanneer men probeert liefde in termen van moderne oorlogsvoering te beschrijven, is het resultaat geen liefde meer, op z'n best erotiek, wat er natuurlijk mee te maken heeft, maar niet hetzelfde is.
U hecht groot belang aan de stelling dat er in de zangen ‘gewoon doorverteld wordt’, de zangen vertèllen het liefdesgebeuren, metaforisch weliswaar, maar het bombardement is ‘slechts’ de vertelling, de zangen verwijzen naar de liefde zelf. Wij moeten het bedgebeuren in détail vanuit het vliegtuig volgen, een interpretatie die de zangen geen goed doet. Waarom moet er trouwens zo nadrukkelijk gekozen worden? De zangen zijn een combinatie van erotiek en vernietiging en m.i. gaat het juist om die combinatie. Wanneer Het Stenen Bruidsbed niet méér zou zijn dan een gewaagde manier om ‘liefde’ in termen van moderne oorlogsvoering te beschrijven, dan was de roman voor mijn part een knappe prestatie, maar onbelangrijk. Maar het is meer, omdat het de konsekwenties van deze gelijkschakeling van vernietiging en erotiek laat zien, voor Corinth, maar daarmee ook voor ieder mens die (iets van) deze combinatie in zichzelf herkent.
Hier zit een belangrijk verschil in interpretatie tussen ons, u hebt mij niet van uw gelijk overtuigd en ik heb geen illusies dat het mij andersom zal lukken.
U verwijt mij dat ik woorden als ‘schuld’ en ‘schuldgevoel’ gebruik en u hebt gelijk als u zegt dat ze in de roman niet (of éénmaal, in ondergeschikte betekenis) voorkomen.
Dat wil echter niet zeggen dat ze dus in de beschrijving van datgene waar het om gaat niet thuishoren. (vergelijk uw bewering dat het in Mulisch' werk altijd om neuken gaat, terwijl het woord zelf er praktisch niet in voorkomt.)
Het is een van de sterke kanten van Het Stenen Bruidsbed dat het niet zozeer uitlegt als wel laat zien. Een nadeel van het woord ‘schuld’ is, dat het zo zwaar christelijk geladen is, een lading die hier niet zonder meer van toepassing is, maar toch is het 't besef van wat hij gedaan heeft wat m.i. de reden is van Corinths vreemd gedrag. Hij weet het eerst van zich af te zetten, maar op den duur mislukt dat, het achtervolgt hem en drijft hem terug naar de plaats waar het gebeurd is. Daar beleeft hij niet ‘een liefdesavontuurtje’, maar hij herhaalt zijn sexuele uitspatting van 11 jaar geleden, waarvoor hij, in tegenstelling tot de seksmaniak op de binnenplaats, niet gestraft is en die hij niet kan verwerken.
Dit alles is ‘de vertelling’, akkoord. Mijn interpretatie gaat inderdaad uit van de vertelling en van de psychologie van de hoofdpersoon, maar wat is er tegen om daarmee te beginnen, het boek wordt ons toch als roman en niet als lyriek gepresenteerd? Wanneer men dan op ‘ongerijmdheden’ stuit, kan men een andere wijze van interpreteren proberen. Ik heb uw uiteenzetting over de seautoskopie dan ook (weer) met veel belangstelling gelezen, omdat ik inderdaad met een paar elementen bleef zitten en enige daarvan ‘plaatst’ u in uw interpretatie.
De voor mij onbegrijpelijke epitheta van Ludwig, ‘de Grote Kritikus, de Magister,’ passen in uw interpretatie van zijn rol als kritisch verteller. Ik blijf het een bezwaar (van het boek) vinden, dat in het vlak van de vertelling voor deze termen geen verklaring te vinden is.
Krschowsky is volgens u de gewenste architekt van het huis-boek, die helaas een verzinsel van Ludwig blijkt te zijn. Waarom architekt? De weinige gegevens die we over deze figuur krijgen komen van Ludwig en van het knipsel.
Ludwig vertelt dat ‘zekere Krschowsky’ het huis, ‘een nauwkeurige nabootsing van een huis in Rome’ heeft ‘laten verrijzen’, ‘om er de dag na de voltooiing () zelfmoord in te plegen.’ Corinth vindt in een encyclopedie in de eetkamer een knipsel waarop hij ziet staan ‘door Dr. phil. A.P. Krschowsky’. Dit blijkt, als hij het later leest, een artikel te zijn over de archeoloog Schliemann,