Met Harry de Stadsschouwburg bestormen
Dimitri Frenkel Frank
In 1970 leek het allemaal nog mogelijk. Harry tikte me in een café op de schouder en vroeg of ik mee wilde doen: de macht in de Stadschouwburg overnemen. De tomaten waren geworpen, de Nederlandse Comedie was dood, over een jaar moest een nieuw gezelschap aantreden, de beslissing zou in september genomen worden, de zaak viel onder de nieuwe wethouder Han Lammers - onze Han! - en Harry had met Reinbert de Leeuw al een plan ontworpen. Het Auteurstheater!
Twee principes zouden domineren: uitsluitend nieuwe Nederlandse produkties en kollektiviteit als werkmethode. De beuk moest er maar es in, de tijd was rijp, de oogst van de opstandige zestiger jaren kon nu geplukt worden. We vormden een kollektief: Ellen Vogel, Lodewijk de Boer, Krijn ter Braak, Hugo Claus, Reinbert de Leeuw, Cees Nooteboom, Fons Rademakers, Harry en ik.
Er volgden unieke vergaderingen. Veel hyena's aasden op de Stadsschouwburg, elke dag verschenen nieuwe plannen, we moesten snel handelen. Ons kollektief werkte volgens de definitie zoals die later in onze brochure ‘Het Auteurstheater, plan voor een Amsterdam Toneelgezelschap’ zou voorkomen: ‘Wij verstaan onder kollektiviteit een niet-autoritaire werkmethode met unanimiteit als beginsel: er wordt bij ons niet bevolen en niet gestemd - wij worden het eens.’ De laatste zin was van Harry, altijd een meester in het kompakt formuleren. Vreemd genoeg werkte de formule: als wij met negen zo verschillende individualisten over vaak moeilijke beslissingen praatten, kwamen we er altijd verrassend snel uit - en waren het dan dus unaniem eens.
Onze phalanx van illustere namen maakt indruk ten stadhuize, waar we voltallig verschenen om onze principes uit te leggen. Bij onze persconferentie verschenen twee relmakers, verkleed als Het Volk - toen we hen de maskers afrukten bleken er de eerste tomaatwerpers onder te zitten. ‘Haha, bestookt van boven, bestookt van onder, we zitten goed!’ riep Harry.
Want we hadden bij Harry thuis een paar moeilijke gesprekken met Han, die absoluut niet aan het kollektief wilde. Het idee van alleen Nederlandse produkties - waarmee we zowel nieuwe als opnieuw bewerkte stukken bedoelden - trok hem aan, maar hij zag ons negental als een wel creatieve, maar verder toch rommelige, ongedisciplineerde bende, die nooit een gezelschap zou kunnen runnen. Bovendien zag hij geen bestuurlijke vorm: hij wilde kortom een paar direkteuren. Wat hebben we daarover gevochten! De zestiger jaren waren net voorbij, we dachten nog dat de wereld snel en grondig veranderd kon worden. Direkteuren, hahaha! We zagen ons gezelschap als één groot kollektief, met daarin ons eigen clubje als een vaderlijk leidend onderdeel. Harry, in discussies altijd lacherig en nooit ergens een probleem ziend, wuifde elk bezwaar weg met een demagogisch geformuleerd argument. Maar Han - met een cynischer en juistere kijk - was niet te vermurwen. Konden we niet met Guus Oster praten? Er moest toch iemand komen in het team die verstand van zaken had? Ook weer een prachtige bespreking. Bij Ellen Vogel thuis verscheen Guus, toen een nerveus wrak, die - anders altijd korrekt met das - nu een coltrui droeg als concessie aan ons revollutionairen. Hij deed wel wat zuinig over onze ideeën, aan de andere kant wilde hij graag op het Plein blijven, kortom: hij zou meedoen. We publiceerden onze brochure, raakten in de compromissen, wilden hoe dan ook de macht, accepteerden de vorm Claus-en-Oster-als-direkteuren voor de vorm, begonnen al met het werven van akteurs.
Hugo en Lodewijk voerden de besprekingen, wat bleek? Geen akteur was te krijgen, op een enkele tweedeplans na. De sterren keken allemaal twijfelend naar het repertoire en vroegen: wat speel ik precies, wat wordt dit, waar kom ik in terecht? De moed van een luis...
Ons repertoire voor het eerste jaar was samengesteld op een lacherige middag bij mij thuis. Ik had met meterhoge witte papieren letters ‘Het Auteurstheater’ op de boerderij geplakt, van kilometers ver te zien. Het was een warme zomerdag, we aten en dronken veel, lagen languit in het gras en staken gniffelend het repertoire in elkaar. Veel er van werd op dat moment uit de duim gezogen. We zouden een keuze maken uit de volgende projekten:
‘Het eerste stuk’, openingsstuk door het hele kollektief.
‘Interieur’ van Hugo Claus, toneelstuk gebaseerd op zijn roman ‘Omtrent Deedee’.
‘Het liefdesconcilie’ van Panizza, bewerkt door Harry Mulisch tot metafysische revue.
‘Monopoly’, een politiek-sociale aktualiteiten - collage, samengesteld door een team schrijvers, journalisten en politici.
‘De Nacht Wacht’ van Lodewijk de Boer, een panoptikum à la manière d'Arrabal.
‘De heiland uit de achterkamer’, een volksstuk door het kollektief.
‘De haremslaaf’ van Dimitri Frenkel Frank, een satirische komedie over de vrouwenemancipatie.
‘Tiresias’ (werktitel) van Harry Mulisch, een interpretatie van Sofokles' Koning Oedipus in Kolonos.
‘Scherts, Satire, Ironie en Diepere Betekenis’, een aktualisering van Grabbe's aanval op het kultuursnobisme, door het kollektief.
‘Vondels Gijsbrecht’ als nieuwjaarspremière, een nieuwe benadering van het bekende stuk door het kollektief.
‘Francois Villon’, muziekdramatisch werk op tekst en muziek van Ezra Pound, bewerking door Reinhert de Leeuw, Lodewijk de Boer en Louis Andriessen.
‘Rondvaart’ als afsluitng van het seizoen: de