Dolf Verroen over Henk van Kerkwijk
Henk van Kerkwijk, die op 28 mei 1940 in Amsterdam werd geboren, is een veelzijdig en produktief schrijver. Hij heeft niet alleen jeugdboeken gepubliceerd - waardoor hij momenteel toch wel het meest bekend is - maar ook een strip (Arthur en de lettervreter, een samen met Paul Hulshof voor de CPNB vervaardigd kinderboekenweekgeschenk) en romans, verhalenbundels voor volwassenen, in Holland, Finland, Joegoslavië, Duitsland, België, Italië en Zweden uitgezonden hoorspelen, twee televisiestukken en een door de Haagse Comedie opgevoerd toneelstuk. Hij is zeker niet buiten de prijzen gevallen, want in 1965 kreeg hij voor zijn verhalenbundel Geweer met terugslag in 1965 de Reine Prinsen Geerligsprijs en twee jaar later nog eens de Anne Frankprijs. Volgens een opgave van zijn uitgever (Ploegsma) kreeg hij de laatste prijs in hetzelfde jaar trouwens ook voor zijn roman De stervende dode en ten slotte kreeg hij in 1969 voor zijn jeugdboek Komplot op volle see van de CPNB de prijs voor het beste jeugdboek. In dat jaar bestonden er nog geen gouden en zilveren griffels, maar voor het science fictionverhaal Schakelfout kreeg hij in 1971 een zilveren griffel. Een indrukwekkende lijst dus.
Toch is het zeker niet aan deze prijzen te danken dat Henk van Kerkwijk een veelgelezen jeugdboekenschrijver is. Voor de jeugd heeft hij een duidelijk gezicht en daarom bevreemdt het mij dat zijn boeken zo weinig herdrukt zijn - allemaal niet verder gekomen dan de tweede druk. Vreemd vooral, omdat zij zo gemakkelijk aanspreken. Ze zijn zo suggestief geschreven, dat je ze achter elkaar uitleest. Henk van Kerkwijk is niet alleen een produktief, maar ook een ijverig schrijver. Hij werkt zolang op zijn boeken dat het lijkt of ze zonder moeite geschreven zijn.
Er zijn drie dingen die mij in het werk van Henk van Kerkwijk opvallen. Dat is in de eerste plaats (van een overigens willekeurige volgorde) de stijl. Deze is zeer simpel en opgebouwd uit korte zinnen met eenvoudige, voor iedereen begrijpelijke woorden en daarbij niet vervallend in cliché's en platvloersheden.
In de tweede plaats is er de spanning waardoor zijn verhalen gekenmerkt worden. Hij is er duidelijk op uit om de lezer te blijven boeien en hij schuwt daarbij zelfs geen onwaarschijnlijkheden of merkwaardige toevalligheden - al moet daarbij gezegd worden dat de werkelijkheid dikwijls onwaarschijnlijker is dan een verhaal.
Maar in een boek als het in de zeventiende eeuw spelende De ontvoering uit de Swaan kan ik mij bijvoorbeeld niet aan de indruk onttrekken dat de hele opzet een duidelijke spannendeboeken-opzet is, waarbij de figuren toch andere dingen overkomen en situaties toch aaiders verlopen dan in onze alledaagse werkelijkheid. Alleen al de ontmoeting van de uit Amsterdam afkomstige postiljon die de ‘jongeheer Rijcksuyger’ tegenkomt in Utrecht, waar deze jongen en zijn reisgenote anders helemaal zouden zijn vastgelopen. Ook de wijze waarop ‘de boeven’ bij de stadspoort worden gesignaleerd, lijkt mij in dergelijke omstandigheden meer een wensdroom dan waarheid. Toch - en dat wil ik nadrukkelijk vaststellen - doen deze zaken geen wezenlijke afbreuk aan het boek en ik signaleer ze meer als bijzonderheden dan kritiek. Want Henk van Kerkwijk zet met dit soort zaken een spanningsveld uit, waarin hij zijn ‘persoonlijke’ inhoud kwijt kan, de inhoud waar het hem om gaat. En dat is om te beginnen de typering, de karakterbeschrijving, waarbij dan ook niets aan het toeval wordt overgelaten. Want niet alleen de ‘jongeheren’ en ‘joffers’ hebben hun karakter waarvan de ontwikkeling duidelijk samenhangt met hun achtergronden, ook de ‘boeven’ hebben hun eigen identiteit, waardoor Henk van Kerkwijk geen enkele kans loopt in een genre, zoals het genre avonturenboeken, te blijven hangen.
Herik van Kerkwijk
En dan ten slotte is er zijn sociale, maatschappijkritische instelling, die je eigenlijk in de eerste plaats zou moeten noemen, want deze instelling is niet alleen bepalend voor al zijn werk, maar deze maakt in zijn boeken een op de voet te volgen ontwikkeling door.
In De ontvoering uit de Swaan zijn de boeven twee mannen met twee verschillende karakters die allebei hun eigen reden hebben om boef te zijn en door het ontbreken van de tegenstelling zwartwit worden zij gelijk aan de maatschappelijk beter bedeelden hoofdpersonen uit het verhaal. Hetzelfde geldt trouwens voor de familie van de postiljon, bij wie Maarten en zijn reisgenote Anne-Louise tijdelijk onderdak vinden. Hun ‘huis’ staat echter in de boogjes, een nis in de