oorsprong: zij is als jong meisje op haar eentje uit Duitsland gevlucht, kort nadat Hitler daar de macht in handen nam, terwijl zowel Engeland als Nederland sliepen. Zij echter niét; zij is volkomen uitgeslapen. Het Engelse idioom heeft ze volkomen onder de knie en ze weet ook de kunst van vlot, ongekunsteld en boeiend schrijven.
Ook van de New Fiction Society kocht ik Who Do You Think You Are? (Secker & Warnburg) een verzameling korte, sterk satirische stukken over de moderne samenleving in Engeland en Amerika. Bradbury, die al in 1959 met een roman Eating People Is Wrong kwam (nu in herdruk) doceert literatuur en is thans Professor Bradbury (op mijn tafel ligt nog, en nog steeds niet uitgelezen, zijn studie: The Social Context of Modern Englisch Literature van 1971). Dus het leven aan de universiteit in de Engelse faculteiten wordt ook een mikpunt voor Bradbury's bijtende satire, alsook, in het titelverhaal, cultuur per televisie en dat wereldje van valse goden en afgoderij, de televisie zelf.
Naast zeven korte verhalen staan tevens acht parodieën, o.a. op de romankunst van Kingsley Amis, Iris Murdoch, Muriel Spark, Alan Sillitoe, John Braine, enz., enz., dat wil zeggen, parodieën op de stijl en manier van de bekendsten onder de nieuwere Engelse auteurs van de jaren vijftig en zestig. Deze stukken zijn wel heel vermakelijk, maar ze zijn nog iets anders daarbij: doordat de parodie er zo dik is opgelegd en vooral doordat Bradbury zelf als scheppend kunstenaar niet op het niveau van deze auteurs is, laten zijn parodieën juist het gemis voelen van de werkelijke kwaliteiten van de betrokken auteurs. Wat hij parodieert is slechts de oppervlakte, de oppervlakkige trekken, van hun schrijven. Good for a laugh niettemin.
Daar wij toch bij een van de allerbelangrijkste aspecten van de kunst zijn beland d.w.z. de stijl, even een paar woorden over Moments of Being, het boek met persoonlijke herinneringen door Virginia Woolf, dat verleden jaar is verschenen (University of Sussex Press). De mode van tegenwoordig Virginia Woolf here, there and everywhere laat ik voor wat het is: een grotendeels door geldzucht geïnspireerde aanstellerij. (Wat een van haar uitgevers in Londen aan me schreef, vond ik niettemin ontwapenend eerlijk: I don't care if it sets them spinning in their graves, as long as it achieves sales.
Maar de mode daargelaten, kan men zeer veel leren en genieten, wat Engelse literaire stijl betreft, door het rustig lezen van deze stukken van Virginia Woolf in Moments of Being, en dan vooral door de stijl van het stuk Reminiscences, geschreven omstreeks 1908; aan het begin van haar carrière als schrijfster dus. Te vergelijken met die van het stuk A Sketch of the Past, dat ze tegen het eind van haar leven schreef. Beide stukken gaan over haar kinderjaren, maar terwijl ze in het eerste stuk nog aarzelend aan het werk gaat, dikwijls met lange, moeilijke en niet altijd mooie zinnen, als een beek, die door rotsen en modder eerst een echte bedding moet vinden, is in het latere stuk haar stijl een brede, snelstromende en magnifieke rivier geworden, waarop de zon glinstert. Het is een prachtige gewaarwording, om te zien hoe zo'n stijl zich ontwikkeld heeft, en we moeten Dr. Jeanne Schulkind dankbaar zijn, dat ze deze stukken uitgezocht en bij elkaar heeft gebracht.
Helaas moet ik ook aandacht vragen voor nog iets anders, dat ook met stijl te maken heeft: hoe is het mogelijk, dat iemand als Dr. Schulkind, die zeker een grote kennis en waardering voor Virginia Woolf en haar schrijven moet hebben, zelf zo'n erbarmelijk Duits-Engels schrijft? De ene zin na de andere is, wat bouw en gevoel betreft, volslagen Duits gebleven. Daarmee bewijst ze de taal die door Virginia Woolf zo verrijkt is, geen dienst. Integendeel, zoals helaas menig wetenschapsman in de literatuur, werkt ze mee aan het afbreken van die taal. Het Engels dreigt momenteel door het volproppen met germanismen te verstikken.
En tenslotte over de wetenschap zelf: tot mijn verbazing las ik in een stuk over Hamlet van de hand van professor Bachrach in het december 1976 nummer van BZZLLETIN het volgende Een van de begrippen waar Hamlet mee in 't reine moet komen blijkt het geweten. Zijn hartekreet ‘thus conscience doth make cowards of us all’ is kenschetsend voor iemand uit een tijd toen dat geweten van een religieus begrip ... overging in een moreel begrip enz., enz.
Het is wel zo, dat in Shakespeare's drama, Prins Hamlet grote problemen met zijn geweten heeft. Maar in de beroemde monoloog waaruit prof. Bachrach citeert, heeft Hamlet het helemaal niet over het geweten. In dit verband en in het Engels van toen, betekende conscience niet geweten maar wetenschap - consciousness, het weten. Als men de befaamde regels uit de To be or not to be - monoloog leest, zal men dan ook inzien, dat Hamlet het hier zeker niet over het geweten heeft, maar over de wetenschap, dat we allen dood moeten gaan en dat er geen terugkeer kan zijn. En bovendien, dat we weten waar we in het leven mee te kampen hebben, maar niet wat na de dood op ons te wachten staat en daarom -met dit weten- aarzelen we, een eind aan het leven te maken, schrikken we van de zelfmoord terug.
Zo heb ik het als schooljongen in Engeland moeten leren: Let er op, jongens! Hier betekent CONSCIENCE niet GEWETEN maar WETEN, in de oude betekenis van het woord, nl. CONSCIENTIA, INMOST THOUGHT, JOINT KNOWLEDGE. Ik vrees daarom, dat de professor hier op het verkeerde spoor is geraakt.
En, om uit het wetenschappelijke terug in het echte leven te stappen: als u er zin in hebt, om van het gewone leven van die buitengewoon pittoreske wijk van Londen, Islington (rondom de Angel), te proeven, dan raad ik u een roman van Fred Basnett aan: Gropers (Gollancz). Meestal heeft het woord gropers (tasters) een seksuele betekenis. Hier zijn het zoekers naar de waarheid. Het is een boek boordevol leven, humor en .... taal.