Over Dziga Vertov
dziga vertov
Dziga Vertov (pseudoniem van Denis Arkadowitsch Kaufman, 1896-1954) was niet alleen de belangrijkste pionier in de geschiedenis van de Russische dokumentaire film, maar ook de meest onderscheidde theoretische en praktische voorvechter van de ‘nietspeelfilm’. Naast Eisenstein en Kuleschow was hij een van de ‘ontdekkers’ van het scheppend gebruik van de montage. In 1916 was hij betrokken bij de oprichting van het futuristische ‘Laboratorium van het gehoor’, waar opnamen werden gemaakt van machinegeluiden, stemmen en muziek. In 1918 werkte hij aan de redaktie en montage van de eerste Russische gefilmde weekjournaals ‘Kinonedelja’ (filmweek). In de periode van 1-6-1918 tot 27-6-1919 verschenen 43 afleveringen. Tot 1922 werkte hij aan de montage en de opname van verschillende lange dokumentaire films. In 1922 publiceerde hij het futuristische manifest ‘Wij’, dat volgens Vertov teruggrijpt op de gebeurtenissen in 1919. Uit die periode stammen ook de eerste programmatische uitlatingen over de groep van dokumentaire filmers ‘Kinoki’, waaruit bleek hoe Vertov zichzelf en zijn aanhangers zag. Het manifest is een scherpe aanval op de burgerlijke speelfilmindustrie. (‘Wij verklaren de oude film, de romantische, de gedramatiseerde film, melaats’), ook werden de doelstellingen voor de specifieke mogelijkheden van de film geformuleerd (‘Wij zijn opzoek naar het filmal fabet’). De polemiek tegen de speelfilm is het leidmotief van Vertov's latere
verklaringen. ‘Het filmdrama is opium voor het volk...Weg met de bourgeois sprookjesscenario's.! Leven het leven zoals het is. Filmdrama en religie zijn dodelijke wapens in de handen van de kapitalisten.’ Van 1922 tot 1925 werkte hij mee aan de onregelmatig verschijnende filmjournaals ‘Kino-Prawda’, waarvan 23 afleveringen uitkwamen. Kino-Prawda was een nieuw type weekjournaal, dat zich niet alleen beperkte tot informatie, maar één of meer thema's tot een agitatorisch-informatief geheel verwerkte, soms met een lengte van 45 minuten. Daarbij bediende Vertov zich van alle formele uitdrukkingsmogelijkheden van de film, zoals de montage en de ritmische opeenvolging van de afzonderlijke sekwenties; hij verbond filmfragmenten van verschillende oorsprong met elkaar; ook de tussentitels maakte hij tot een geheel eigen uitdrukkingsmiddel, die als kontrapunt tussen de beelden werden geplaatst. Als bekendste voorbeeld van ‘Kino-Prawda’ is de ‘Kino-prawda van de dood van Lenin’ (1925). De theoretische konseptie van het ‘Kino-glas’ (film-oog) is voor Vertov van centrale betekenis. In het derde nummer van Majakowski's tijdschrift ‘LEF’ werd in 1923 die theorie van het film-oog voor het eerst gepubliceerd onder de titel ‘Kinokirevolutie’.
‘Het fundamenteelste en belangrijkste is toch: de filmische gewaarwording van de wereld...Het uitgangspunt is: de filmkamera gebruiken als Kino-glas (film-oog), dat volmaakter is dan het menselijke oog, wanneer het aankomt op het onderscheiden van visuele verschijningen in de chaos die de ruimte vult’.
‘Kino-glas’ is voor Vertov een middel om het oog van de toeschouwer naar ieder voorwerp te sturen, dat men ‘zien moet’. Deze manier van optreden betekende de dokumentaire ontcijfering van het zichtbare enerzijds en van de, voor het onbewapende menselijke oog, onzichtbare in de wereld anderzijds. Twee begrippen zijn voor