L'honneur de souffrir
Clara Eggink
L'Honneur de Soufrir is de titel van een bundel gedichten van de Franse schrijfster Anna de Noailles (1876-1933). Zij was een Roemeense van geboorte en opgegroeid in Frankrijk. Haar werk word gerekend tot dat van de Symbolisten. Waarom het boek van Agnes de Haas mij plotseling deed denken aan een klein vers van deze dichteres, weet ik niet precies maar het is zo. Hier komt het.
Ainsi la vie ample et savante,
L'exaltante splendeur des cieux,
Nos regards qui jouaient entre eux,
Notre loyauté, ma constante
Tendresse, mon coeur dépendante, - Puisque
Alors que se sont clos tes yeux, -
Ik denk vanwege die laatste regel en dat uitroepteken. In dit gedicht klinkt diezelfde hartstochtelijke oprechtheid bij verdriet die mij getroffen heeft in Schilfers van Bladerdeeg. Even trillend en vol leven, net zo gevoelig en verbonden aan het sensuele universum als het werk van deze dichteres, komt wat Agnes de Haas te vertellen heeft, op mij over. Verder gaat de gelijkenis tussen de oude en de jonge schrijfster niet. Een mens kan lijden aan een overvloed van levenskracht. Dit soort levenskracht heeft niets te maken met energie bijvoorbeeld. Het is die kracht die in sommige mensen zit om alles te ervaren met een verdubbelde heftigheid. Een heftigheid die je het kwadraat zou kunnen noemen van die van een gemiddeld menselijk wezen. Een eigenschap waar een mens trots op kan zijn; vandaar l'honneur de souffrir. Dit soort levenskracht spreekt uit welhaast iedere regel van dit autobiografische verhaal van Agnes de Haas. Dat dit boek autobiografisch is, is eigenlijk niet belangrijk. Belangrijk zijn de visie en het commentaar. Dat commentaar en die visie doen het hem. Een mens dat de indruk maakt vrijwel alles wat het leven
een drama maakt, aan te kunnen tekent hier met nooit falende oprechtheid zichzelf in de eerste plaats, en voorts al haar zusters - zij is wat je een nakomertje pleegt te noemen - haar jonge aan kanker gestorven moeder, haar vader half graad seigneur half Bohémien, haar vriendinnen en haar mannen. Dankzij haar intelligente inzicht in het wezen mens gecombineerd met die eigenschap die ik net geprobeerd heb te beschrijven, staat daar een groep mensen gezien als door een vergrootglas, maar zonder enige vertekening. Dit laatste is een merkwaardigheid. Agnes de Haas beschikt namelijk ook over een vervaarlijk gevoel voor humor dat haar evenwel nooit verleidt tot karikatuurtekenen. Met al haar messcherp waarnemingsvermogen, haar ironie en haar bijna operatief blootleggen van wat haar sujetten; (nogmaals; ook haarzelf) beweegt of bewogen heeft, houdt haar betrokkenheid bij en haar begaan zijn met de mens, haar binnen een vorm van humaniteit die bijna onbegrijpelijk is bij zulk een fenomenaal waarneemster. Nu ik deze eigenschappen opgenoemd heb, moet het duidelijk zijn dat deze jonge schrijfster vrijwel niets gemeen heeft met de gemiddelde Nederlandse prozaïst. Haar onderwerp, dat haar eigen omgeving is, maakt dat nog extra duidelijk. Daar haar niets ontgaan is van de hedendaagse opvattingen ten opzichte van mens en wereld, vervalt zij nergens in
dat trutterige realisme dat nog altijd aan de orde van de dag is. Bij haar geen bewustzijnsvernauwing uit vrees voor onheilszwanger heden en toekomst. Geen droef zelfbeklag over een toch waarachtig niet vrolijke jeugd, geen gejammer over ‘niet begrepen’ worden, geen miezerige ongelukkige liefdes ondanks het gemakkelijk ontvlambaar hart. Anderzijds vertoont zij ook niet de befaamde trendgevoeligheid in de richting van het zo geliefde engagement of de politiek. Daar zij in haar werk volkomen natuurlijk is en nooit iets opzettelijks neerschrijft, blijkbaar al haar toehoorders aan haar laars lapt en bovendien dat wat de psychologische wetenschap ons met volle handen gegeven heeft als een verworvenheid kan gebruiken, is zij een werkelijk moderne schrijfster en dat bovendien nog op ‘internationaal niveau’, om een ouderwetse en afgezaagde term te gebruiken. Dat is werk van ruime adem en het ruikt nergens naar de Nederlandse bloemkool. Ik ben met Anna de Noailles, met wie zij overigens alleen mijn kleinheid gemeen heeft, begonnen en inderdaad: zij zou een hedendaagse Franse schrijfster kunnen zijn. Ik slaak bijna een zucht van verlichting omdat ik toch nog wat aan te merken kan hebben. Die aanmerking betreft de inhoud niet, wel de vorm. Haar bloeiende overmaat maakt dat haar taal soms galoppeert in een richting waardoor haar zinnen moeilijk worden en haar woordkeus slordig. Dit is gemakkelijk te corrigeren en alleen een défaut de ses qualités. En verder heb ik bezwaar tegen de titel en tegen het uiterlijk van haar boek, die mij beide, hoe aardig ook, te schoolmeisjesachtig zijn voor zulk volwassen werk.
agnes de haas
AGNES DE HAAS: ‘Als schilfers van bladerdeeg’
Nijgh en van Ditmar: 278 blz. 25, - |