om deze ‘nachtegaal’ (want een burgelijke kanarie is hij zeker niet) van hun Duitse wouden te berispen, deze lyricus die Mörike geroerd in zijn armen sloot, die uit onze taal de teerste beelden van de zuiverste vorm schiep, liederen en uitspraken van de puurste kunst ontlokte, uit te schelden voor een ellendeling die zijn Duits zijn verraadt - alleen omdat hij de idee van het verschijnsel dat het dikwijls vernedert, scheidt, omdat hij het volk waar hij van afstamt de waarheid zegt die de verschrikkelijkste ervaringen hen nog niet bij hebben kunnen brengen en een geweten heeft voor de misdaden die dit volk in zijn zelfingenomenheid op zich geladen heeft! Waar heden het nationale individualisme op sterven ligt, waar zuiver nationaal gezien geen enkel probleem meer op te lossen valt, waar al het Vaderlandse provinciale bedorven lucht geworden is en niemand meer
aandacht krijgt die de Europese traditie niet in zijn geheel representeert, - als heden ten dage nationale ‘echtheid’, het volkskarakteristieke uberhaupt nog enige waarde heeft - en een pittoreske waarde kan er mogelijk blijven - dan komt het toch in elk geval niet aan op meningen en geschreeuw maar op zijn en op doen. In Duitsland waren het vooral de meeste Duitsen het ontevredenste met het specifiek Duits zijn. En wie ziet niet dat het vormingswerk van de literator Hesse - ik laat de schrijver hier totaal buiten beschouwing - de menslievende universaliteit van zijn werkzaamheden op het terrein van uitgeverij en redactiewerk iets specifiek Duits had? Het begrip ‘wereldliteratuur’ dat Goethe ijkte, was voor hem het natuurlijkste en meest vaderlandse begrip. Er is zelfs een werk van zijn hand, dat in Amerika verschenen is ‘published in the public interest bij authority of the Alien property Custodian 1945’, dat zelfs zo heet, ‘Bibliothek der Weltliteratur’ en het is een voorbeeld van immense en
toegewijde belezenheid en een bewijs van vooral thuis zijn in de tempels van de oosterse wijsheid, een hoog humanistisch vertrouwd zijn met de ‘oudste en heiligste getuigenissen van de menselijke geest’. Speciale studies vormen de essays over Franciscus van Assisi en over Bocaccio van 1904 en de drie opstellen over Dostojewski, die hij ‘Blik in de chaos’ genoemd heeft. Uitgaven van verhalen uit de middeleeuwen, van novellen en kluchten van oud-Italiaanse vertellers, sprookjes uit het Morgenland, ‘liederen van Duitse dichters’, her-uitgaven van Jean Paul, Novalis en andere Duitse romantici dragen zijn naam. Dit dienen, huldigen, uitkiezen, herzien, opnieuw uitgeven en van bekwame inleidingen voorzien - zou voldoende zijn om het leven van menig geleerde literator te vullen. Hier hebben wij te doen met een zuivere overvloed van liefde (en arbeidskracht!) een nijver voorkeurswerk naast een persoonlijke, uitzonderlijk persoonlijke bezigheid, dat wat betreft veelzijdigheid en beladen zijn met de problemen van Ik en Wereld onder de tijdgenoten zijn gelijke niet vindt. Overigens hield hij veel van de houding van archivarissen en
uitgevers, het verstoppertje spelen achter het masker van iemand die anderen papieren ‘openbaart’, ook als schrijver. Het grootste voorbeeld voor die houding is het sublisme, uit oude bronnen van de menselijke cultuur, zowel van het Avond- als van het Morgenland, gevoede werk van zijn oude dag ‘Das Glasperlenspiel’ met zijn ondertitel ‘Poging tot een levensbeschrijving van de magister Ludi Josef Knecht met Knechts nagelaten geschriften, uitgegeven door Hermann Hesse’. Ik heb bij het lezen zeer sterk de indruk gekregen (dat heb ik hem ook geschreven) hoezeer het parodistische element, de fictie en de persiflage van een met geleerde vermoedens werkende biografie, de aan de taal ontleende humor derhalve bijstaat, om bij zulk een laat werk gevaarlijk voortschrijdende vergeestelijking binnen de perken en de speelsheid erin te houden. Duits? Nu, wat dat betreft - Duits is dit late werk zowel als al het vroegere werkelijk tot in het onmogelijke en vol kuise afwijzing van iedere voetval voor de wereld in het algemeen - een afwijzing die ten slotte toch maar, de oude kan zeggen wat hij wil, door wereldroem wordt opgeheven, eenvoudig vanwege het feit dat het hier gaat om een Duits zijn in de oude, opgewekte, vrije en geestelijke zin van het woord
en waaraan de Duitse naam zijn grootste aanzien en de sympathie van de mensheid te danken heeft. Dit kuise en dappere, verdroomde en tevens hoogst intellectuele werk zit vol overleving, verbondenheid, herinnering, geheimzinnigheid - zonder iets van epigonenwerk te hebben. Het brengt het vertrouwde op een nieuwe geestelijke, zelfs revolutionaire trap - revolutionair niet in politieke of sociale zin maar op het terrein van de ziel en de poëzie:het is op de echte, ware wijze op de toekomst gericht, gevoelig voor de toekomst. Ik zou niet weten hoe ik de uitzonderlijke, dubbelzinnige en unieke verrukking die het op mij uitoefent, anders zou moeten beschrijven. Het heeft het romantische timbre, de volledigheid, de krullerige en hypochondere humor van de Duitse, met de ziel verbonden, kunst - organisch-persoonlijk verbonden met elementen van een heel andere, heel wat minder gevoelsmatige aard. Europees-kritisch, psychoanalitisch. De verhouding van de lyricus en idyllenschrijver uit Schwaben tot de Weense erotologische ‘dieptepsychologie’, zoals die zich reeds aankondigt in ‘Narzisz und Goldmund’, een in zijn reinheid interessante en werkelijk unieke dichterlijke roman, is een geestige en hoogst aantrekkelijke paradox. Dat is niet minder merkwaardig en karakteristiek als het aangetrokken zijn van deze auteur door het Praags-Joodse genie Franz Kafka, die hij al vroeg
‘de verborgen koning van het Duitse proza’ genoemd heeft en die hij bij iedere gelegenheid dat er van hem sprake was zijn bewondering gaf - lang voor de naam van Kafka in Parijs en New York zo in de mode gekomen was. Hij mag dan Duits zijn - huisbakken is hij niet. Onvergetelijk is de electriserende werking, die direct na de eerste werledoorlog de figuur van de geheimzinnige Sinclair uit ‘Demian’ had. Demian is een roman die met griezelige nauwkeurigheid de zenuw van de tijd raakte en die de hele jeugd van die periode het gevoel gaf dat er uit hun midden een verkondiger van hun diepste leven was opgestaan ofschoon het iemand van tweeënveertig was, die hem gaf wat deze nodig had) en die deze tot dankbare verrukking bracht. - En is het nog nodig te zeggen dat De Steppenwolf een roman is die wat betreft de experimentele gewaagdheid niet onderdoet voor Ulysses en Les FauxMonnayeurs? Voor mij behoort dit in vaderlands-Duitse romantiek gewortelde levenswerk, met al zijn soms wonderlijke rechtlijnigheid, zijn soms humoristisch, verdrietige, soms mysterisch-heimwee-achtige afzijdigheid van tijd en wereld, tot de hoogste en zuiverste geestelijke geschriften gewijd aan verheldering van onze epoche. Onder de literaire