In de greep van de vampiers Clara Eggink
De roman De Huurder is door Frédérique van der Velde vertaald uit het Frans. De vertaling klinkt goed, dus wil ik aannemen dat hij ook goed is. Des te merkwaardiger is het gezol met de oorspronkelijke titel. De Huurder heet het boek. Onmiddellijk daarop volgt de titel van het eerste deel: De Nieuwe Huurder. Vreemder wordt het als je gaat kijken hoe de roman in het Frans heet, te weten Le Locataire chimérique, in het Nederlands De Denkbeeldige Huurder. Een titel die een zekere aanwijzing geeft in welke richting we het zoeken moeten. Nu verwonder ik me altijd al over het veranderen van titels bij vertalingen. Ik zou zeggen dat de auteur toch zelf het beste weet hoe zijn boek heten moet. Maar uit overwegingen van verkoopbaarheid, denk ik, springen Nederlandse uitgevers m.i. te vrijpostig om met wat het geestelijk eigendom van iemand anders is. Enfin. Nu zal de lezer het waarachtig al moeilijk genoeg hebben om tot een goed begrip van dit griezelverhaal te komen. Het begint allemaal zo gewoon. De hoofdpersoon Trelkovski genaamd ‘stond op het punt op straat te
worden gezet toen zijn vriend Simon hem vertelde dat in de rue des Pyrénées een appartement vrij was. Hij ging erheen.’ De man zelf wordt kort daarna beschreven als volgt: ‘Trelkovski was een jongeman van een jaar of dertig, fatsoenlijk, beleefd, die aan niets meer een hekel had dan aan moeilijkheden.’ Kan het gewoner, maar o jé, de gevolgen. Reeds bij de bezichtiging krijg je de indruk dat het niet allemaal pluis is in dat appartement bestaande uit twee kamers zonder keuken en met maar één raam dat uitziet in de W.C. van het buurhuis. Toch wil hij die bepaald niet riante woning wel huren aangezien de woningnood in Parijs blijkbaar even bar is als bij ons in Amsterdam. De concierge, de huisbaas, iedereen doet wat eigenaardig. Het eigenaardigste is nog dat de vorige bewoonster, Simone Choule geheten, nog op sterven
na dood in een ziekenhuis ligt, daar zij een poging tot zelfmoord heeft ondernomen. Trelkovski gaat haar bezoeken en ontmoet aan het ziekbed een meisje Stella, dat zegt een vriendin van stervende Simone te zijn. Simone Choule sterft inderdaad en Trelkovski trekt inderdaad in de lugubere kamers. Als de man werkelijk aan niets zo'n hekel heeft dan aan moeilijkheden, dan krijgt hij in zijn nieuwe woning de volle laag. Het huis blijkt bewoond te zijn door een aantal monsters. Kwelgeesten, die de afschuwelijkste dingen bedenken om hem en ook elkaar het huis uit te krijgen en dat onder aanvoering van de huisbaas.
Zij dienen aanklachten tegen elkaar in bij het politiebureau van de buurt, niemand wil hem groeten, maar wel probeert men hem te betrekken in de belachelijke complotten. Altijd wordt er op zijn muren en op zijn plafond gebonsd en er wordt geklaagd dat hij lawaai maakt, ook als hij geen vin verroerd heeft. Als zijn spullen gestolen worden, doet hij aangifte bij de politie maar de commisaris schijnt altijd op de hand van die onmensen te zijn. Dit is natuurlijk regelrecht Kafkaïaans. Hetzelfde kan men zeggen van Trelkovski, die evenals de beroemde gestalten uit b.v. Der Prozesz of Das Schlosz, als zijnde van een meer dan gewone naïveteit en kinderlijkheid wordt afgeschilderd. De gevolgen zijn natuurlijk desastreus. De vampiers zuigen hem niet het bloed uit de aderen, maar wel het verstand uit zijn brein en de moed uit zijn lichaam. Hij begint zijn voorgangster in alles na te volgen. Hij verkleedt zich als vrouw met cosmetica en al, hij laat zich in het café aan de overkant hetzelfde ontbijt en dezelfde sigaretten opdringen. Het te verwachten einde is natuurlijk dat hij op dezelfde manier zelfmoord pleegt als Simone Choule. Maar daarmee zijn we er niet. Althans ik niet. Waar het bij Kafka gewoonlijk zo is dat je met de logika niet verder komt dan tot een bepaald deel van de realiteit, een deel dat niet meer blijkt te zijn dan iets, dat kan ten opzichte van het grotere geheel, te verwaarlozen blijkt te zijn daar iedere macht als een soort uitschuifkoker in een volgende zit, daar heeft de geschiedenis van Trelkovski een tweede geheimzinnig einde. Als hij in het ziekenhuis ligt, wordt daar over hem gesproken als ‘Zij’. Hij is dus Simone Choule; als of niet geworden. De mogelijkheid wordt aangegeven dat de hele figuur van Trelkovski een nachtmerrie van de stervende Simone Choule is en dat zij het is die door de vampiers tot de dood belaagd is. Dan zou die ‘denkbeeldige huurder’ zin hebben. Je kan het er
ook op houden dat deze hele geschiedenis een griezelverhaal is, ingegeven door het de-mens-is-de-mens-een-wolf begrip met als ondergrond de vervreemding en het huizengebrek. Ik weet het niet.
ROLAND TOPOR: ‘De Huurder’
vertaling: Frédérique van der Velde’
De Bezige Bij 194 blz. 19,50
(eerder verschenen bij Bruna) |