Bzzlletin. Jaargang 5
(1976-1977)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50/38]
| |
En als er slaap mocht komen in mij
ontwaakte je mij met je groene handen
greep je elke vermoeienis en wierp die in
het laaiende vuur van je kreekstille ogen
en ik lag naast jou en ontdekte je
een nieuwe bruine planeet in de melkweg
van zwellende liefde, je gezicht maanzacht
bloeide aan je lichaam met heuvels dichtbij
verleidelijk met toppen ongeëvenaard
en de statige esvormige navel waarnaar mijn ogen gingen
sleutel tot nieuwe adem bij het wilde bospad
naar tedere tunnels genot; naast mijn oren
je klaaglijke zang, je zware adem
eeuwen, eeuwen bond de zon de strijd tegen de aarde
eeuwen vocht de regen wegen in dit barre land
eeuwen bevochtigde de zee de kust binnen
de huidige grenzen
ik zag je toen ik weinig wegen nog kende
over een dunbevolkte vlakte
ik streelde je rug angstig kort en mijn hand
gleed verrukt weg van jou
je plantte begerige koorts door in de toekomst
totdat donkerstil ineens je wateren
zich vermengden met de trage rivier in de stad
waardoor ik je proefde zorgvuldig en langzaam
uit het duister lichtende, vochtige dageraad van geluk
doof voor je eerste geluiden beluisterde ik afwezig bijna:
jeugd, jaren, riviergelispel, de felle roep der ara's
en wist in een verbijsterendwilde extaze later
dat jij er nog steeds was, wilde ontembare soela
ik denk aan de dag pijnbarend in de middagzon
je afscheid vergezeld met de bittere nagebleven uren
terwijl ik loop over het tapijt van de bloeiende pommerak
luisterend naar de avond en de droeve klacht
van de vijfde papegaai in het zog van twee paren
klaaglijk roepend tegen een bloeddoorlopen zon.
Schaam je niet Biswâspersad
schaam je niet Kamaldei
nimak-martjâ-bhât zullen wij eten
in de donkere dagen van de toekomst
delen zullen wij het bittere brood van de armoed
zongebrand en tenger van de arbeid
ernstig in onze gesprekken
met een lach nog, vol intense hoop
schaam je niet Ponikum
schaam je niet Bok Ramin
rijst met kangkong zal ons smaken
geoogst uit de plantagesloot
je stilte en zachtmoedigheid
je identiteit
wie zal die doden
schaam je niet helden
die in eenvoud dit land
van aanschijn doen veranderen
met het heilige teken van de arbeid
in je vereelte handen
ja, aan de christenen zullen wij vragen
en de eigenzinnige stedelingen
het Onze Vader
niet als de tafel van twee op te zeggen
bevracht met kennis en aangeleerdheden
altijd zeker van hun maandsalaris
hun hoofd te buigen en te bidden:
En leid ons niet in verzoeking
de anderen alles voor ons te laten régelen
vergeef ons onze schuld
zoals wij wellicht anderen schulden vergeven
die zich ophopen op de ruggen der arbeiders
leid ons af van de weg die leidt naar
slavernij en cocacolacultuur
Schaam je niet Biswâspersad
schaam je niet Bok Ramin
want aan jullie en je kroost
aan jullie en je beminnelijke vrouwen
is de kracht en de macht en de heerlijkheid
in naam van Shri Krishna
Allah en de Heer van Nazareth
nu en in alle eeuwigheid
amen.
| |
[pagina 51/39]
| |
Door het raam zie ik tussen de gaffels
der bomen diafaan het gedempte licht
roerloos in de nog prille morgen
even onderbroken door de wiekslag van een vogel
verdwenen achter het bezonde lover
tot plots midden in mijn verbazing
voor zoveel schoons de tinteling van een lied
‘Kortjakje’ over de eenzame straten geleidt.
Door het raam zie ik tussen de gaffels
der bomen diafaan het gedempte licht
en jaren terug het ernstige gezicht
van mijn dochter, zingend
ook in dit gedicht.
|
|