deren in deze onvolledigheid zo goed mogelijk op te voeden. Dat lukt maar gedeeltelijk, want Carols zusje Ellen raakt in verwachting en gaat als ongehuwde moeder naar Chicago, waar zij zal beslissen of ze haar kind zal houden of niet. Onder invloed van de jongere Carol doet zij er afstand van, omdat Carol door de fantasierijke luchtkastelen heen kijkt en precies weet wat het betekent om in zo'n manke toestand te moeten opgroeien. Een bijzonder reëel boek, eveneens door Leopold uitgegeven en zeer goed vertaald door Lidi Luursema.
In De vreemde eend (met een omslag van de door uitgeverij Holland nergens vermelde Bob Siljee) gaat Annet van Battum van een duidelijk omlijnde conflictsituatie uit: Ruud, die best aannemelijke ouders heeft, kan hun scheiding niet verwerken, valt tussen wal en schip en wordt de vreemde eend die zich in geen enkele bijt meer thuis voelt, niet bij zijn moeder, niet bij zijn vader en niet op school. Hoewel hij aanvankelijk vlucht in (qua stijl en structuur) Theo Thijssen-achtige dagdromen, kan hij het daarmee op de duur niet redden en gaat hij er vandoor. Hij komt in het Vondelpark terecht, ontmoet daar wat hippies, komt in aanraking met een pedofiel, wordt opgepakt door de politie en ten slotte door zijn vader weer naar huis gehaald.
Een goed geschreven, boeiend verhaal over een situatie, zoals die in werkelijkheid dikwijls zal voorkomen. Maar het bijzondere van dit boek vind ik toch de wijze waarop Annet van Battum de karakters van de verschillende figuren benadert, hoe zij de tekorten bij iedereen (ook bij Ruud!) blootlegt en hoe zij de schuldgevoelens, die bijna alle betrokkenen in een dergelijk conflict hebben, analyseert en ontzenuwt.
Als je vader ineens zijn koffers pakt, uitgegeven door Leopold, voortreffelijk uit het Zweeds vertaald door Nini van der Beek en geschreven door Anna-Greta Winberg, is een echtscheidingsverhaal dat beeld en spiegelbeeld had kunnen heten. Want terwijl de dertienjarige Madde het als een catastrofe ervaart dat haar ouders uit elkaar zijn gegroeid en ieder hun eigen weg gaan, ontmoet zij haar eerste liefde en ervaart zij in principe precies hetzelfde: ook haar liefde gaat langzaam, bijna onmerkbaar, ten onder en wat er overblijft is vriendschap, net zoals bij haar ouders die (ook hier weer) uiterst redelijke mensen zijn en hun problemen op een geestelijk volwassen manier weten te verwerken. Toch is Anna-Greta Winberg verder gegaan dan de andere, hier besproken auteurs, want in haar verhaal wordt het huwelijk ontbonden doordat de vader een ander heeft en een nieuw leven wil beginnen. Madde moet dus leren om zijn tweede vrouw te accepteren en die als derde figuur in haar leven in te voegen. Daardoor krijgt dit uitstekende verhaal een zeer groot werkelijkheidsgehalte. Dat wordt trouwens nog versterkt doordat er zo duidelijk in tot uitdrukking wordt gebracht hoe alles zich buiten de kinderen om afspeelt, hoe alles buiten hun medeweten wordt beslist en hoezeer zij van hun ouders afhankelijk zijn.
Ik weet niet of het aan het onderwerp ligt, maar ik heb zojuist ontdekt dat vier van deze vijf boeken door vrouwen zijn geschreven en ook de volgende boeken zijn weer van een vrouw, namelijk de enkele jaren geleden met de Duitse jeugdboekenprijs bekroonde Christine Nöstlinger. Zij heeft het onderwerp op de oorspronkelijkste manier aangepakt en met de meeste allure uitgewerkt. Toch is Een man voor mama in zekere zin een krankzinnig boek met knettergekke figuren zoals de stereotype, bazige grootmoeder en de lastige, zo uit Pietje Bell weggelopen tante, de briesende buurman, de dwaze verwikkelingen en tot slot een mooi, romantisch einde, want de man voor mama is pa zelf, die spoorslags naar het hotel komt om mama in haar eenzaam kerstverdriet tot troost te zijn. Dat de kinderen dit allemaal gearrangeerd hebben, spreekt vanzelf.
Het is echter niet voor te stellen hoeveel levenswijsheid, praktische mensenkennis, inzicht, realiteit en vooral humor Christine Nöstlinger aan de kapstok van deze romantisch-komische (schijn) draak heeft opgehangen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk wel de slotzin van het boek: als de kinderen op de gang van het hotel gelaten hebben zitten wachten tot papa en mama zich in bed verzoend hebben en mama besloten heeft dat ze haar vakantie zal afbreken om met papa terug te gaan, zijn haar eerste woorden: ‘Maar eerst moet je de rekening nog betalen, Fred.’
Inge Janda, 14 (dat bijzonder stevig en goed door de schrijfster Karin Kramer werd vertaald en evenals Een man voor mama - wie dat vertaald heeft weet niemand - door Fontein werd uitgegeven en van prachtige omslagen werd voorzien door Ivo de Weerd) is een heel ander boek. Het verhaal is soberder en aangrijpender, omdat de kinderen Janda, Erika en haar wat oudere zusje Inge, ten slotte geen kant meer op kunnen. Ofschoon in beide boeken de moeders er door hum grilligheid niet erg goed afkomen (en merkwaardig genoeg allebei de deur uitgaan en de vader het huis laten) is de moeder van Erika en Inge wel het toppunt van Harteloosheid en schijnfatsoen. Het resultaat is dan ook dat Inge er met de eerste de slechtste vandoor gaat en Erika die volledig in het nauw zit - haar opnieuw getrouwde vader trekt zich niets van haar aan en haar best redelijke stiefvader kan haar door het onmogelijke gedrag van zijn vrouw evenmin helpen - wendt zich tot haar oude grootmoeder, bij wie ze vroeger een paar jaar in huis is geweest, maar die nu niet meer