De derde wereld spreekt eindelijk met eigen stem
door Margaretha Ferguson
Eerst wat informatie voor wie het ondanks de vele publiciteit nog niet wist: de Novib, Nederlandse organisatie voor internationale ontwikkelingssamenwerking, heeft een reeks boekuitgaven op touw gezet, het roman projekt De derde spreker. Motto: ‘Zij hebben wel òver ons geschreven, maar nooit onszelf aan het woord gelaten.’
Hoe bewustzijnsvernauwend dit feit heeft gewerkt op ‘onze’, de westerse visie, op de gekleurde wereld, is nog lang niet voldoende tot ons doorgedrongen. De beurtelings verachtelijke, paternalistische of modern-geëngageerde gemeenplaatsen waarvan wij ons bedienen om andere culturen te benoemen zijn nog lang niet uit ons taalgebruik verdwenen, laat staan uit ons onbewuste denken. Een pikante eye-opener waaruit goed blijkt dat ‘wij’ niet alleen ‘de zwartjes’ hebben beschouwd, maar dat op hun beurt de ‘zwartjes’ ook naar ons hebben gekeken en daar zowaar nog in drukletters gewag van hebben gemaakt ook, vormt het boeiende proefschrift van Mineke Schipper-de Leeuw: Le Blanc et l'occident au miroir du roman négro-africain de langue francaise uitg. Van Gorcum 1973. Aan de hand van de werken van 74 Franstalige neger-auteurs wordt nagegaan wat voor beeld in Afrika is ontstaan van de blanke man en de blanke vrouw zoals zij zich manifesteerden, bijvoorbeeld in het koloniaal bestuur, de missie, het onderwijs, de medische zorg, enz. Onmisbare lectuur vooral voor de mensen die dit boek waarschijnlijk nooit zullen lezen, omdat ze immers zelf in Afrika (je kunt ook lezen: Indië) ‘geweest’ zijn en dús de inboorling op hun duimpje kennen. Mineke Schipper-de Leeuw maakt deel uit van de redactie van de door Novib opgezette reeks en krijgt zodoende de gelegenheid verder mee te werken aan het volwassenworden, nee, niet van de bewoners van de derde wereld, maar van onze kijk op die bewoners.
Er zijn thans drie van de eerste geplande twaalf boeken verschenen. Uit Latijns-Amerika komt: Huillca, een peruaanse boer vertelt, op papier gezet door Hugo Neira Samanez, in het Nederlands vertaald en van een uitvoerige, instructieve inleiding voorzien door Hans de Wit. Terecht zegt de vertaler dat dit boek een getuigenis bevat van Huillca en geen roman is in de eigenlijke zin. Toen Huillca zijn levensverhaal aan Neira Samanez vertelde was hij al tachtig jaar oud, had een zwaar leven achter de rug van strijd om een rechtvaardiger bestaan voor de Indiaanse boeren waartoe hijzelf behoort. ‘Tot op de dag van vandaag, op hoge leeftijd, zet hij zich in om tegen wantoestanden te protesteren’, aldus De Wit.
Het aangrijpende relaas, boordevol informatie, is een schoolvoorbeeld van wat er kan worden medegedeeld wanneer een onderdrukte massa, onderdrukt ook door analfabetisme, eindelijk de kans krijgt de eigen stem te laten klinken. Met nationale of raciale onafhankelijkheid, met de mogelijkheid tot het oprichten van vakbonden, met het verdwijnen van de herediensten, met een aantal hervormingsmaatregelen wordt een werkelijk menswaardig bestaan voor de mensen aan de basis van deze samenleving, de boeren, toch nog lang niet bereikt. Het verhaal van Huillca leert ons wel dat alleen voortdurende radicalisering van politiek en sociaal bewustzijn de enige manier is om Latijns-Amerika gezond te krijgen.
Hoe indrukwekkend en soms ontroerend dit verhaal ook is, ik acht het onjuist om het, zoals hier is gebeurd, te voorzien van de kwalificatie ‘roman’. Een roman is een kunstvorm waarin op de realiteit bewerkingen zijn toegepast als compositie, verdichting, abstrahering etc., teneinde het verhaalde sterker op de lezer te doen inwerken. Een roman is toch enigszins gebonden aan een bepaalde vormgeving, aan versterkingen en verzwakkingen, noem het eventueel ‘effect-bejag’ en probeer dat dan van zijn denigrerende betekenis te ontdoen. In Huillca is dat niet het geval. De stof is wel overzichtelijk gemaakt, maar de verteltrant werkt op de duur eentonig. Als documentaire echter, als nauwgezette schildering van een sociale werkelijkheid, is Huillca: een Peruaanse boer vertelt, een voortreffelijk werk.
Sembène Ousmane uit Senegal heeft, zoals het omslag van zijn roman Xala (spreek uit: Gala) vermeldt, al zeven romans en tien films op zijn naam staan. Dat we hier te maken hebben met een auteur die de artistieke eisen van zijn vak heel goed kent, is aan Xala dan ook goed te merken. Het is een amusant verhaal over de rijke Senegalees El Hadi Abou Kader Beye, een lid van de na de onafhankelijkheid ontstane ‘nieuwe’ zwarte bourgeoisie, die in de nacht van het huwelijk met zijn derde vrouw (terwijl hij met de vorige twee ook nog getrouwd is) wordt getroffen door de vloek der impotentie. Deze vloek wordt pas van hem afgenomen nadat hij zich in het openbaar heeft laten vernederen door de groep van sociaal laagstgeplaatsten wie hij herhaaldelijk onrecht heeft aangedaan. Sembène Ousmane is echt meester van zijn stof, hij vertelt tegelijk afstandelijk, indringend en humoristisch, zoals iemand kan doen die zijn medemensen zo uitstekend doorheeft dat hij het niet meer nodig heeft als auteur rechtstreeks te moraliseren of verontwaardigd te doen. Hij vertelt gewoon wat er gebeurt, en voor de westerling is het bijzonder interessant door de deskundige ogen van Ousmane gade te slaan hoe in het nieuwe Afrika westers rationalisme en afrikaanse mystiek tegelijkertijd hun krachten uit-