een schijnvertoning op leven en dood
D. Verroen
De jongen die durfde van de overleden Tsjechische schrijver Jan Procházka durft heel wat: hij probeert niet alleen het leven te redden van een karper - waar het verhaal ogenschijnlijk alleen om gaat - maar hij heeft de moed om zich te verzetten tegen het systeem van de grote mensen, een systeem waarin geen plaats is voor betrokkenheid bij het leven van een vis. Dat Procházka het vermogen tot betrokkenheid had behouden, blijkt al uit de genuanceerdheid waarmee hij de koopman van de levende vis beschrijft: ‘De visboer met een mes van een halve meter lang heeft het gezicht van een dromer’ en de direktheid waarmee hij de moederlijkheid ontzenuwt van de uitsluitend bemoeizieke vrouw die de jongen helpt bij het halen van een krat. Hij is namelijk zo klein dat hij op die krat moet staan om in de kuip te kijken waarin de visboer zijn levende vis laat ‘zwemmen’. Zijn vader, beheerder van een sportgebouw, koopt de door het jongetje uitverkoren karper, maar als kerstmaal en niet om hem het leven te redden. Dat wil het jongetje wèl. Hij stopt de karper in het bad en midden in de nacht, als hij stiekem naar de vis is gaan kijken en hij hem bijna om het leven brengt door warm water in de kuip te laten lopen, gaat hij met hem naar het zwembad onderin het gebouw, waar het dier weer in zijn element is. De jongen ook trouwens. Terwijl hij zwemmend het dier volgt en hem imiteert om zoveel mogelijk kontakt met hem te krijgen, komt zijn verbondenheid ermee op schitterende wijze tot uitdrukking. Deze verbondenheid zal overigens niet lang duren: de strijd van het jongetje is maar een schijnvertoning op leven en dood. Zijn door het lawaai gealarmeerde ouders komen angstig naar beneden en zodra zijn vader ontdekt dat het hier niet om dieven maar om zijn zoontje gaat, wordt hij meteen weer het heldhaftige gezinshoofd. Niet zo heldhaftig echter dat hij zijn zoontje durft na te springen, want onder zijn haastig
aangeschoten broek (die blijkbaar niet nat mag worden) heeft hij niets anders aan dan zijn geslachtsdelen en zo durft hij zich tegenover zijn zoontje (en zijn vrouw?) niet te vertonen. De glorie van de jongen duurt dus nog even, maar ofschoon er in het verhaal alleen wordt gesuggereerd hoe het eindigt, is het duidelijk hoe slecht het voor de jongen en zijn vis zal aflopen.
Niet alleen een schitterend, ook een bijzonder en zeer nuttig boek, omdat het gewone huisdierenpatroon van hond, kat, kanarie er in wordt doorbroken. Het is bovendien een kerstboek, maar één (eindelijk) zonder romantiek: ‘Je gaat hem toch niet sláán?’ vraagt de moeder als de vader zijn riem alvast uit zijn broek trekt. ‘Vlak voor kerstmis?’
De jongen die durfde werd uitstekend vertaald door Miep Diekmann en Erie Spoelstra. Het is een boek van de uitgeverij Leopold, die zo langzamerhand een uniek en schitterend fonds voor jeugdliteratuur tot stand heeft gebracht.
Andere, eveneens door Leopold uitgegeven boeken van Procházka zijn: Lenka (zilveren griffel), het zojuist verschenen Milena en Leve de Republiek, dat dit jaar onder de titel Ze schieten op mij en m'n paard opnieuw zal verschijnen en dat terecht de Duitse jeugdboekenprijs en de Hans Christiaan Andersenprijs heeft gekregen.
JAN PROCHAZKA: ‘De jongen die durfde’
vertaling: Miep Diekmann en Eric Spoelstra
Leopold 61 blz. 12,50 |