Anthony van Kampen: Een kwestie van macht
Margaretha Ferguson
Het bewogen leven van de arts dr. L.J.A. Schoonheyt in het voormalige Nederlands-Indië, Nieuw-Guinea, Suriname.
Een kwestie van macht... dat is het nou precies. Het is een kwestie van macht wie uitmaakt wat maatschappelijk aanvaardbaar is en wat wordt beschouwd als misdadig, opruiend, rebels, landverraderlijk, gezagsondermijnend, revolutionair, staatsgevaarlijk.
De arts L.J.A. ‘Lex’ Schoonheyt, in het voormalige Nederlands-Indië geboren en opgegroeid, in Nederland opgeleid en afgestudeerd, heeft in zijn veelbewogen leven, gelegenheid genoeg gehad de vraagstukken van politiek conformisme en van nationalistische opstand van vele zijden te ervaren. Ervaren is hier een beter woord dan bestuderen of bekijken, want hoewel Schoonheyt tot vlak voor de Duitse inval in Nederland propagan-damakend lid was van de Indische NSB, is het duidelijk dat hij politiek geen hoogvlieger of diepgraver was; zijn NSB-schap betekende niet veel meer dan een intensivering, een logische consequentie bijna, van de doorsnee-koloniale mentaliteit. Een voormalig ambtenaar van het Binnenlands Bestuur zei tegen mij: ‘Dat het Indische Gouvernement niet erg gesteld was op Schoonheyt kwam niet omdat hij NSB-er was - dat was een tijdlang zelfs flink in tel bij de ambtenaren en planters - maar omdat hij zo openhartig was.’
De doorsnee-koloniale mentaliteit kan summier gekenschetst worden als de overtuiging dat de Nederlanders zich het recht hadden verworven de Indische archipel onder koloniaal bewind te houden. De toestand zoals die was was juist, en de toestand zoals die dreigde te worden was onjuist Gevaar dreigde van twee kanten: van de nationalistische beweging tot Indonesische onafhankelijkheid, en van het Japanse imperialisme. Het eerste gevaar diende te worden bestreden o.a. door middel van het opsporen, gevangenzetten, interneren of deporteren van de ‘aanstokers’, het tweede door een sterk Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Een NSB-mentaliteit, gericht op handhaving en versterking van het bestaande gezag, was vanuit deze (dikwijls volkomen integere) overtuiging niet zo vreemd.
ANTHONY VAN KAMPEN: ‘Een kwestie van macht’, het bewogen leven van de arts dr. L.J.A. Schoonheyt in het voormalige Nederlands-Indië, Niew-Guinea, Suriname en Nederland.
Van Holkema en Warendorf 368 blz. 39,50
Bovendien paste het Duitse racisme, voor de verschrikkelijke consequenties waarvan men nog zo graag de ogen sloot, in het koloniale gedachtenpatroon omtrent de superioriteit van het blanke t.o.v. het gekleurde ras.
Pas bij de Duitse inval in Nederland, toen de over het algemeen sterk oranjegezinde Indische gemeenschap werd geschokt in de vaderlanslievende gevoelens, deelde de Indische NSB, en waarschijnlijk overwegend onterecht, in het odium van landverraderlijke strevingen. Het is ongetwijfeld juist oprechte, zij het in hedendaagse ogen, kortzichtige, vaderlandsliefde geweest die de Indische NSB tot bloei en aanzien heeft gebracht.
Bij Lex Schoonheyt was dit ongetwijfeld het geval. Zoals zovele mensen die, zij het zonder een druppel Indisch bloed - want o, wat telde dat in het voormalige Nederlands-Indië, zijn stamboom wordt door Anthony van Kampen dan ook uitvoerig nagegaan, zijn ouders waren nog in Nederland geboren, er is hoogstens flink wat Romaans bloed aanwezig - in Indië geboren zijn, voelde hij dit land geheel en al aan als zijn eigen land. Hier hoorde hij thuis, hij kende de taal, de inlanders, de natuur, hij voelde zich door en door vertrouwd met het ‘Indische’ bestaan in al zijn facetten. Vanuit deze geworteldheid en een gepassioneerde liefde voor zijn geboortegrond, is het zoeken naar middelen tot behoud van deze samenleving, een begrijpelijk gevolg. Maar zoeken naar behoud maakt behoudzuchtig, conservatief, en ondanks zijn intelligentie kwam het politiek bewustzijn van de heer Schoonheyt geen millimeter buiten het conventionele koloniale patroon. Dit blijkt heel duidelijk uit het boek dat hij in 1936 liet verschijnen nadat hij van 1932 tot 1934 als arts werkzaam was geweest in het concentratiekamp voor Indonesische opstandelingen, Boven-Digoel, een onherbergzaam oord, enkele dagreizen stroomopwaarts, in de buurt van de Zuidkust van Nieuw-Guinea. In dat boek vinden we een schat aan beschrijvingen van het oerwoud, het onbarmhartige leven en sterven in de jungle, van flora, fauna, van Papoea's die nog in het stenen tijdperk leven en hun confrontatie met de merkwaardige, uit Nederlandse en Nederlands-Indische militairen, bestuursambtenaren, dwangarbeiders en politieke ballingen bestaande kleine gemeenschap in het opengehakte oerwoud. Hoewel Schoonheyt samen met de ballingen op jacht ging en voetbalde en converseerde en ook wel met enkelen van hen vriendschap sloot, toonde hij toch niet het minste begrip voor de waarde van hun onafhankelijksstreven. Het Gouvernement had gelijk, en de opstandelingen moesten maar mores leren. Toen hij
uit hun mond vernam dat de meesten van hen zonder enige vorm van proces gedeporteerd waren, en dat voor onbepaalde tijd, weigerde hij dit te geloven. ‘In onze Nederlandse rechtspraak is zoiets niet mogelijk.’
Het keerpunt in dit naïeve bewustzijn trad niet op door een zich verdiepen in de mogelijke beweegerdenen van anderen, maar door eigen, zeer bittere, ervaringen. Hoewel van gezaghebbende zijde bij herhaling, tot vlak voor de inval in