vonden. Er werd als het ware een lijn getrokken en de dichter, die aan de rechterkant terecht kwam, was geaksepteerd en kon eventueel als voorbeeld dienen; over degenen, die aan de linkerkant terecht kwamen, werd verder niet gesproken. Er werd een keuze gemaakt, dat wil zeggen: er werd een weg uitgestippeld als de enig mogelijke richting in welke de poëzie volledig tot haar recht zou kunnen komen. (Twee samenzweerders die achter lichtdicht gesloten ramen bezig waren een revolutie voor te bereiden - een revolutie die zoals iedere revolutie in de eerste plaats gericht was tegen de op dat moment heersende klasse.)
september '46
HET WOORD
letterkundig maandblad onder redactie van
Jan G. Elburg
Ferdinand Langen
Hans Redeker
Bert Schierbeek
Koos Schuur
In de eerste jaargang van ‘Het Woord’ was er van een ‘nieuwe stroming’ nog nauwelijks sprake, misschien met uitzondering van enige notities over poëzie. Eerst nadat de redaktie was uitgebreid en tenslotte werd overgegaan tot een werkgroep, begon er enig schot in te komen, mede dank zij Elburg, die in zijn poëzie de sprong maakte van zijn vroegere werk naar de gedichten die later de bundel ‘Laag Tibet’ zouden vormen-maar de revolutie liet op zich wachten. En dat moest ook wel. Acht mensen van diverse pluimage maakten min of meer gezamenlijk dit vier malen per jaar verschijnende blad - acht individuen die in de eerste plaats ieder hun eigen weg kozen en dit van elkaar ook min of meer aksepteerden. Je maakte tezamen een tijdschrift waarin geregeld wat bezemwerk moest geschieden en waarin alle bijdragen min of meer moesten voldoen aan een bepaald kriterium dat bestond uit de kriteria van alle acht op een hoop gegooid. Wanneer in een dergelijk geval de vooruitgang trager is dan verwacht en er een zekere stagnatie optreedt, verwekt dit een bepaalde vermoeidheid.
In het tijdschrift zelf is dit niet merkbaar. Elburg weet zelfs door te zetten dat er nieuwe. vrienden van hem in het tijdschrift publiceren. In de twee laatste nummers staat een gedicht van Gerrit Kouwenaar en in het laatste nummer zijn de vignetten van de hand van Lucebert. Wanneer ‘Het Woord’ was blijven bestaan, had hij waarschijnlijk een hele nieuwe generatie in het blad geïntroduceerd.
Eind 1948 werd ‘Het Woord’ opgeheven. Het duurde nog twee jaren eer de revolutie eindelijk van start ging en Jan Elburg is eigenlijk de enige uit die werkgroep rondom ‘Het Woord’ die voortdurend naar dat tijdstip heeft toegewerkt. Later schreef hij: ‘In Het Woord kwam ik allengs, dodelijk ernstig symboliserend en bekvechtend met mijn mede-redacteuren tot de ontdekking van wat ik eigenlijk wilde en waar dat tijdschrift volgens mij heen moest (iets als Podium nu is), maar ik kreeg de gelegenheid niet meer om dat door te zetten. Vooral aan de hooglopende ruzies tussen Diels en mij is het te danken dat Het Woord verdween. Maar Gerrit Kouwenaar staat er nog in. Van Lucebert kon ik er alleen tekeningen in krijgen, in het allerlaatste nummer.