bureau is aan’ uit: ‘Er bevindt zich een lamp boven mijn bureau’, ‘Ik heb een bureau’, ‘De lamp is aan’, enz.; dit voorbeeld zou overigens volgens Wittgenstein zeker onjuist zijn. Wittgenstein zelf geeft geen voorbeeld van wat hij als een elementaire zin beschouwt.) De door de elementaire zin uitgedrukte ‘connectie’ (Hermans' vertaling voor ‘Sachverhalt’) kan het geval zijn, of niet; m.a.w. de zin kan waar zijn of niet. De waarheid van elementaire zinnen is onafhankelijk van elkaar. Wanneer de taal zo volledig mogelijk geanalyseerd is, zijn daarmede dus ook alle mogelijke toestanden van de wereld vastgelegd. (De uitvoerbaarheid van een dergelijke analyse doet er in principe niet toe). Zo verkrijgen we een wereld bestaande uit een eindig aantal discrete, aan- en uitschakelbare feiten.
Over de waarheid van de enkelvoudige zinnen kan de logica niets zeggen: alleen de waarneming. Alle andere zinnen zijn voor hun waarheid of onwaarheid afhankelijk van de enkelvoudige zinnen waarin ze geanalyseerd kunnen worden. Zinnen die niet analyseerbaar zijn in elementaire zinnen, bijvoorbeeld omdat er niet (empirisch) gedefiniëerde begrippen in voorkomen, zijn zinloos; men kan nooit vaststellen of ze waar zijn of niet, en dus zeggen ze niets. Nietszeggend zijn ook de samengestelde zinnen die zó gekonstrueerd zijn, dat hun waarheid niet afhankelijk is van de elementaire zinnen waaruit ze zijn opgebouwd. Dergelijke zinnen zijn de zinnen die ‘altijd’ waar zijn: tautologieën (‘Het regent of het regent niet’); en de zinnen die ‘altijd’ onwaar zijn: contradicties (‘Het regent en het regent niet’). Deze tautologieën en contradicties laten eigenlijk alleen maar zien hoe de logische verbanden worden gebruikt. De wiskunde en de logica bestaan geheel uit tautologieën.
Wittgenstein meent af te rekenen met het grootste deel van de traditionele filosofie. Buiten de wetenschap is er niets over de wereld te zeggen. Filosofie is geen kennis, en kan geen kennis zijn, want anders zou het (natuur) wetenschap zijn, en dus geen filosofie. Dat betekent niet dat de filosofische probleemstellingen (‘Hoe moet ik leven’, ‘Wat is goed’, ‘Wat is de zin van het leven’) onbelangrijk zijn, maar dat het helemaal geen vragen zijn; dus kan er ook geen antwoord op gegeven worden: ‘Wij voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet zijn aangeroerd. Er blijft dan weliswaar geen vraag meer over; en dat is juist het antwoord’ (6.52).
In Nederland zijn reeds een aantal oorspronkelijke en vertaalde werken over Wittgenstein verschenen. Dit is het eerste werk van Wittgenstein dat wordt vertaald. (Binnenkort verschijnt een tweede werk van Wittgenstein, de ‘Philosophische Untersuchungen’, in een Nederlandse vertaling bij Boom.) Het is rechtvaardig, dat deze vertaling door Hermans gemaakt is: Weinig mensen hebben zoveel bijgedragen tot het bekend worden van Wittgenstein in Nederland als hij. Zowel door zijn literaire als door zijn filosofische bekwaamheden is hij ook in staat een dergelijke, verre van eenvoudige vertaling te kunnen maken.
Hermans' vertaling is - ondanks de kritiek die er op voorpublikaties is losgekomen - uitstekend. Het vertalen van Wittgenstein brengt twee moeilijkheden met zich mee. Ten eerste het technische karakter van het boek, en dus het probleem van de terminologie. Ten tweede de eigenaardige, fascinerende en hoogst persoonlijke schrijfstijl van Wittgenstein, mengsel van beknoptheid en geheimzinnigheid. Het probleem van de terminologie is onoplosbaar. Elke vertaling zal een stortvloed van kritiek oproepen. De kommentatoren van Wittgenstein zijn het op verschillende plaatsen niet eens over de betekenis van sleuteltermen, wat een vertaling al hachelijk maakt. Elke adept heeft zijn eigen Wittgenstein, en zou zeker een veel betere vertaling kunnen maken. (Maar laat het meestal na.) Hermans' terminologie is eensluidend, neutraal en nauwkeurig; de vertaling zegt niet minder, maar ook niet meer dan het origineel. Meer kan men niet niet eisen van een vertaling. Laten de critici zelf de vertalerspen maar eens ter hand nemen!
Wat het tweede probleem betreft, stelt Hermans' vertaling mij enigszins teleur. Hij is nauwkeurig, maar wat kleurloos. Misschien ligt dat aan het feit, dat ik zo aan het Duits gewend ben. Misschien ook aan het feit, dat Hermans zelf zo'n persoonlijke schrijfstijl heeft, waardoor men onwillekeurig erg hooggespannen verwachtingen koestert. Het is een moeilijke opgave de schrijfstijl van iemand anders in vertaling weer te geven, zeker als men zelf een uitgesproken stijl heeft. Ik vind dat de vertaler van een dergelijk boek daarom meer vrijheid moet nemen, dan Hermans zichzelf heeft toegestaan. (Waarna er dan ongetwijfeld nog meer kritiek geleverd zou zijn.) De parallel gedrukte Duitse tekst maakt vergelijking altijd mogelijk; iedereen kan de vertaling zelf kontroleren.
Het boek is voorzien van een nawoord en aantekeningen, en een literatuuropgave. Het nawoord bevat o.a. een uitleg van Wittgenstein's logische notatie, en een korte verklaring van de propositielogica of volzinnen calculus. Of deze uitleg, gevoegd bij de verklaring der afzonderlijke uitspraken, werkelijk voldoende is om de tekst te begrijpen, betwijfel ik ten zeerste. Hermans wil Wittgenstein uitgraven onder de vracht van kommentaren waaronder hij bedolven is geraakt; maar die kommentaren blijken er toch niet voor niets te zijn. Degenen, voor wie de matematische logica en de ideeënwereld van het neo-positivisme een gesloten boek zijn, zullen aan zijn uitleg beslist niet voldoende hebben. En voor iemand die met symbolische logica vertrouwd is, is de uitleg overbodig.
Wie geīnteresseerd is in filosofie en in Wittgenstein, moet niet de illusie hebben, dat het lezen van het Tractatus in Nederlandse vertaling erg veel gemakkelijker is dan het lezen van de Duitse tekst. (Dat geldt zelfs voor degenen die helemaal geen Duits beheersen). Ik kan me goed voorstellen, dat het zinvol en bevredigend is het boek te vertalen, en ik benijd Hermans erom; ik had het best zelf willen doen. Maar ik vrees, dat het Tractatus nu over enige tijd in tal van boekenkasten zijn plaats zal vinden naast het Tibetaanse Dodenboek, de Kamasutra, Marcuse en Sartre; het soort modieuze populariteit waar Hermans zelf zo vreselijk de pest aan heeft.
L. WITTGENSTEIN: ‘Tractatus Logico-Philsophicus’ vertaling, inleiding, aantekeningen: W.F. Hermans Athenaeum-Polak en Van Gennep 188 blz. geb. 30,- paperftack 20,-