Margaretha Ferguson over
Vanonder de koperen ploert
van Hans Vervoort
‘Iedere schrijver heeft zijn eigen Indië....’ die stelling die ik eens gebruikte als titel voor een lezing over Indische belletrie, blijft nadat Indië is veranderd in Indonesië, nog onverminderd geldig. Niet alleen iedere schrijver, eigenlijk ook iedere oud-Indischgast en nieuwe toerist-naar-Indonesië blijkt een heel eigen beeld te hebben opgebouwd van dat schone land dat, afhankelijk van het politieke oordeel van de waarnemer, beurtelings wordt afgeschilderd als een hel of als een paradijs (de paradijsvinders hebben duidelijk géén politiek oordeel, maar helaas is géén politiek oordeel ook een oordeel wat nog aardig gewicht in de schaal legt).
Naar aanleiding van enkele voorpublicaties in de Haagse Post heeft de auteur Hans Vervoort al flink op zijn donder gehad in het ‘enige Indische tijdschrift’ Tong-Tong, want de medewerkers aan en lezers van dat blad zijn echt van mening dat zij de beste kenners zijn van ‘het echte’ Indonesië en van ‘het echte’ Nederlands-Indië. Misschien is daar ook wel wat van waar. ‘De eenheid van kennen en beminnen’ gaat zeker op voor de meeste mensen die met Indië of Indonesië wat intensiever te maken krijgen.
Hoewel ik zelf bepaald niet gedomineerd word door heimwee naar de goede Tempo Doeloe en bepaald niet geporteerd ben voor het huidige Indonesische régime, werd ik als collega-Indisch auteur toch wel getroffen door de koelte waarmee Hans Vervoort zijn verslag van reis en verblijf in Indonesië 1975, onder woorden heeft gebracht. Hij is in Indië geboren maar er is geen spoor van het heimwee of de vertedering waarmee velen ons de oren hebben doof gepraat. Zijn benadering van Indonesië is af en toe nogal zuur en heel erg hollands-sjachrijnig, maar het lijkt me dan ook geen kleinigheid om zo'n reis te ondernemen met twee kindertjes, van 1½ en 3½ jaar. Dan maak je jezelf meteen ook wel erg kwetsbaar. De contacten met de Indonesische bevolking zijn over het algemeen tweedimensionaal, geld betalen en iets (meestal te weinig of te slecht van kwaliteit) ervoor terugontvangen. We mogen van Hans Vervoort dan ook bepaald geen openbarende mededelingen verwachten over land en volk, maar hij waarschuwt vooraf: ‘Dit reisverslag heeft dan ook geen andere pretentie dan te beschrijven wat men als buitenlander op Java en Bali zoal kan verwachten.. Daarbij heb ik geprobeerd om onze ervaringen zo persoonlijk mogelijk op te schrijven, want hoe je een land beleeft hangt natuurlijk sterk af van je eigen instelling en eigenaardigheden.’
De instelling van Hans Vervoort is die van de nuchtere, kritische, precieze Hollander die zich geen knollen voor citroenen laat verkopen, en die, zoals hij zelf ook opmerkt, wel erg veel uitweidt over de prijzen van die knollen. Maar wat hij wel doet, is scherp waarnemen. Bij Vervoort geen vervagende contouren, geschapen door wazig heimwee of emotionele herinneringen. Als iets kapot is of niet deugt dan is het kapot en het deugt niet. ‘Behalve de plantentuin en het voor- en achteraanzicht van het presidentieel paleis heeft Bogor de toerist niets te bieden. Eigenlijk mag je van een stad niet zeggen dat hij een vervallen indruk maakt, als je niet weet hoe het er vroeger uitzag, maar bij Bogor kun je die voorzichtigheid overboord zetten: aan huizen en straten valt te zien dat ze vroeger in betere doen waren en nu met pleisters bij elkaar gehouden worden. Het is een treurig geheel en dat geldt ook voor ons logeeradres Hotel Salak, het tophotel ter plaatse.
De droge toon waarop Vervoort ons zijn ervaringen meedeelt maakt zijn verhaal wel eens wat eentonig, en zijn visie blijft beperkt, maar zijn precieze formuleringen hebben vaak een humoristisch effect. Mooi bijvoorbeeld is de schildering van de Australiër (in de tropen wordt iedere blanke al gauw een soort curiositeit) ‘een onstuimig verteller die iedereen in huis opvrolijkt... binnen een uur weten we meer over Australië dan we ooit hadden willen weten) en die over de oorlogs- en bersiatijd niet meer dan wat gemeenplaatsen weet uit te spreken. Gemeenplaatsen die door een Indonesische dame met even ontoegankelijke nietszeggendheden worden beantwoord.
Geen kleurige, maar een zwartwit- en af en toe nogal grijzige reisbeschrijving; volgens kenners echter zijn zwartwitfoto's meestal scherper dan kleurenfoto's. In het boek worden in ieder geval heel veel feiten en feitjes vermeld, het geeft voor de aanstaande toerist beslist nuttige informatie, en het is van een niets en niemand, ook zichzelf niet, ontziende eerlijkheid. En telkens kleine zinnetjes die zonder enige pathetiek vol zitten met sociale kritiek: (over een gorilla in de dierentuin) ‘Af en toe steekt hij gebiedend zijn hand uit, een onweerstaanbaar gebaar dat altijd wel een banaan of wat pinda's oplevert, die hij vervolgens in de rioolbuis gaat zitten opeten.
Er zullen in dit land vermoedelijk nog heel wat mensen zijn die hem benijden.
HANS VERVOORT: ‘Vanonder de koperen ploert’
Erven Thomas Rap 206 blz. 19,50 |