vooral deze groep ten goede. Met haar nieuwe bundel bewijst zij nogmaals dat slechts dichters met talent een school maken en niet omgekeerd.’ En deze bundel herlezend moet men stellen, dat deze een groot aantal goede gedichten bevat(te). Gedichten waarin wel enkele nieuw-realistische elementen aanwezig zijn, maar zo summier dat dit geen reden mag zijn om een uiterst talentvolle dichteres zomaar de een of andere literaire duiventil binnen te trekken.’
Misschien omdat Patricia Lasoen zich niet in de zoveelste literaire Vlaamse klassenstrijd heeft willen mengen, was daarom haar vierde bundel ‘het souvenirswinkeltje van Lukas (1972), via lange sieklie verhalender; en kan men spreken van een toename van soms klatergoudachtige maar toch mooi gevonden beelden, waardoor zij nog moeilijker te plaatsen werd.
De titel van haar nieuwste bundel ‘Een zachte, wrede, okerbruine dood’ kondigt, zij het vaag, aan, dat we wel eens te maken kunnen krijgen met een hele andere Patricia Lasoen. Na lezing van de eerste gedichten blijkt dit al snel. Maar laat ik niet vooruit lopen. De bundel bestaat uit drie onderdelen: ‘Een zachte, wrede, okerbruine dood’ - 15 gedichten. Het 2e onderdeel is getiteld: ‘Handleiding voor aanstaande moeders’ - 6 gedichten en het 3e en laatste onderdeel: ‘Verhalen van de gastvrouw’ - 6 gedichten. Qua kwantiteit zou men kunnen stellen dat de gedichten behorende bij het eerste onderdeel tesamen ook het belangrijkste gedeelte van de bundel zouden kunnen uitmaken. Wat mij betreft gaat dit op, wat niet wil zeggen dat de andere gedichten minder geslaagd zijn, integendeel, maar daarover zo dadelijk. Het openingsgedicht is getiteld: ‘De Mussen’ en beschrijft hoe ‘Balthazar, de heimelijke jager’ zijn tweede slachtoffer bij de ik-figuur binnenbrengt: Een gewonde mus, ‘met gekwetste vleugel wachten(d) op een trage dood’.
Dan zegt de ik-figuur in het gedicht:
‘Ik was zijn beul, ik sloeg het dood
het spatte open als een aardappelkroket’.
De laatste 4 regels van dit gedicht luiden:
‘De vliegen zoemden aan de deur,
versperden me de weg en in de lucht
weerklonken stemmen van de doden
Het direkt daarop volgende gedicht beschrijft de dood van haar vader (‘Die ochtend in april’), zonder poespas, direkt, maar daardoor niet minder ontroerend. Met een klap is er een andere thematiek in het werk van Patricia Lasoen gekomen; het afsterven, de dood.
Deze nieuwe poëzie is minder dromerig, minder fragiel, minder gebaseerd op een toch lichtelijk-élitair wegdromen uit de werkelijkheid. Het is net of ze op een bijna beheerste en harmonische wijze in een menselijk stuk realiteit terecht is gekomen, dat slechts sporadisch en dikwijls van uit een andere optiek bekeken in haar vroegere werk aanwezig was.’
Een realiteit waar de zinloze vernieling en vernietiging van de natuur maar ook de ‘efficiënte orde en kultuur’ aan de orde worden gesteld, zoals in het eerste gedicht van de sieklus ‘Een zachte, wrede, okerbruine dood’ dat pessimistisch, wat mij betreft realistisch, eindigt:
ja wij zijn bijna de laatste generatie
vernielers of beschermers
van wat lang niet meer bestaat.’
En de menselijke herfst (afsterven) en winter (sterven) met soms sobere hoop, maar wat een soort anarchistische utopia blijkt te zijn (pag. 13):
2.
Zonder naam, zonder herinnering
en dan rustten in de zon.
Zonder organisatie, wetten
ging elk zijn eigen gang....’
eindigt op pag. 25 met de regels:
‘Op de foto's en nieuwe spiegels
elke dag tot aan de dood.’
De herfst/winterige sfeer van vergaan en begraven worden hebben ook een grote invloed gehad op haar taal- en woordgebruik. Er is niet alleen sprake van een grote versobering ook de aard van haar woord - en beelgebruik is veranderd, gezien de gehanteerde thematiek zeker ten gunste en nogal onverwacht. Toch zijn het zeker de fraai en rejeel gestruktureerde melancholie en thematiek, (door Eddy van Vliet goed onder woorden gebracht in de titel van zijn laatste bundel ‘Het grote verdriet’), die Patricia Lasoen nooit meer of te nimmer in de duiventil van de nieuw-realisten kunnen trekken.
De bundel vervolgt met de erg mooie afdeling ‘Handleiding voor aanstaande moeders’ en de afdeling ‘Verhalen van de gastvrouw’. Met deze laatste afdeling, komt het reeds vroeger in haar werk optredende epische karakter weer om de hoek kijken. Werk dat de kritiek goed kan doorstaan, waar ik, wederom, in dit korte bestek te weinig ruimte voor heb. En laat ik die ‘Handleiding voor aanstaande moeders’ iedereen aanbevelen, vooral het gedicht ‘Bart (7-10.72).’ Het is een korte serie, waarin door Patricia Lasoen het vele geschreeuw in wollige, evenwichtige poëzie wordt omgezet.
Slotkonklusie van een boeiende leeservaring: een prima bundel van een van de beste (zo niet de beste) Vlaamse dichters en mocht ik Weverbergh heten, dan zou ik, indien zij de neiging had om naar een andere of Nederlandse uitgeverij over te stappen een bijzonder hoge transfersom eisen of de konkurrent in het vooruitzicht stellen.
JOTIE T'HOOFT: ‘Schreeuwlandschap’
Manteau 48 blz. 6,90 |
PATRICIA LASOEN: ‘Een zachte, wrede, okerbruine dood’
Manteau 46 blz. 6,90 |