Dolf Verroem
De onaangename Waarheid van Roald Dahl
Bij Bruna is een herdruk verschenen van De Reuzenperzik, een verrukkelijk boek (voor alle leeftijden) waarin Roald Dahl zijn gruwelijke grapjes zo gedoseerd heeft, dat ze tot onaangename waarheden worden teruggebracht. In het verhaal over de pechvogel James, bijvoorbeeld, worden zijn ouders ‘allebei opgevreten door een hele grote, woedende neushoorn die uit de Londense Zoo was ontsnapt. Dat was een akelige belevenis voor twee van zulke aardige ouders. Maar op de lange duur was het voor James heel wat akeliger dan voor hen. Al hùn moeilijkheden waren in een wip voorbij. Ze waren in precies vijfendertig seconden dood en foetsjie, maar wat die arme James betreft, die was nog springlevend en daar stond hij nu, plotseling alleen en bang in een onvriendelijke wereld...’ Hoe onvriendelijk, beschrijft Dahl dan in het zwartste zwart aan de hand van zijn twee tantes, bij wie hij in huis komt wonen, tante Spons en tante Spijker, die de arme James zo koeieneren, uitbuiten en uitschelden, dat het een opluchting is als hij, door pech met zijn tovermiddel in de reuzenperzik belandt en deze twee door hun hebzucht letterlijk ten val gerakende dames volledig vermorzelt, waarna ‘de perzik verder rolde en toen tante Spons en tante Spijker weer zichtbaar werden, waren ze net twee gestreken poppetjes.’ Grotere satisfactie is in dit leven nauwelijks denkbaar, waarmee niet gezegd wil zijn dat James de moeilijkheden nu gehad heeft. Integendeel. De moeilijkheden die zijn reisgezellen en hij in de als een ballon voortvliegende perzik moeten weerstaan zijn voor ieder ander dan Dahl onbeschrijfelijk, maar natuurlijk loopt alles goed af en wordt iedereen gelukkig en - vooral niet te vergeten - ook belangrijk en rijk!
Zoals in bijna al zijn boeken gebruikt Dahl zijn fantasie om met scherpzinnigheid en humor toch een stuk werkelijkheid uit te beelden. Hij doet dat bovendien met een grandioos taalgebruik, dat hier behouden bleef in de door Ef Leonard gemaakte vertaling, die zo genuanceerd en puntig is, dat ik er lyrisch over zou kunnen worden.
Ook de twee delen over de zo langzamerhand beruchte Sjakie zijn uitstekend vertaald en wel door Harriët Freezer, die niet alleen op de taalgrapjes, maar ook (en vooral) op de eindeloze (leuke) rijmelarijen bijzonder hard gewerkt moet hebben. In tegenstelling tot de zeer mooie, ingenieuze illustraties van de Fransman Michel Simeon, zijn de beeldschone illustraties in Sjakie en de chocoladefabriek en Sjakie en de grote glazen lift, plaatjes waarop iedere knoop en gezichtsrimpel te zien is en die toch modern en spiritueel zijn.
Illustrate uit De toverringer door Tom Eyzunbach
Dat de reizigers van de reuzenperzik behalve gelukkig ook belangrijk en rijk worden is volgens mij niet zonder tendentie, want in het verhaal over Sjakie, die op een krankzinnige manier een nog krankzinniger chocoladefabriek cadeau krijgt, wint het (aardige, sociaalgevoelige) karakter van de straatarme Sjakie het duidelijk van de (verwende, egoïstische) karakters van zijn rijke medeschepselen, die stuk voor stuk hun kansen op de chocoladefabriek verspelen. Caspar Slok door zijn gulzigheid, Violet Beauderest door haar hebzucht, Veruca Peper door haar verwendheid en Joris Teevee door zijn bruutheid. Zelfs de stokoude grootouders van Sjakie verspelen hun kansen op een beter leven en dat allemaal, volgens Roald Dahl, die met verbluffende scherpheid de karakters neerzet en uitwerkt, omdat ‘het de onaangename waarheid is, dat bijna alle mensen ter wereld zich slecht gedragen als er iets echt belangrijks op het spel staat.’ En daar is niets tegen in te brengen - evenmin trouwens tegen het feit dat er best enkele van die aardige, bescheiden en intelligente mensen