op Indianenboeken? Ik ken er een paar, geschreven door mensen, die zelf van Indianen afstammen. En van mensen, die onder de Indianen geleefd hebben.’
Ik vertelde iets uit die boeken en na enkele weken kwamen die jongens me vertellen of ik wel wist dat die boeken stukken beter waren dan Arendsoog. Ze hebben me het haarfijn uitgelegd, opgelucht dat ik het snapte.
Ze hadden zelf hun keus kunnen maken tussen lectuur en literatuur.
In veel studentengroepen pikt men er één boek uit dat binnen de eigen maatschappij-critische voor- of afkeur valt, en aan dat ene boek worden alle theorieën, die men heeft, opgehangen. Ieder boek moet dan wel afgaan, want - alweer een vakkwestie - een auteur kan onmogelijk alles in één verhaal proppen.
Dit was ook de fout, die de Actiegroep Kinderen Jeugdliteratuur, waarvan Tonne Cox een van de grote drijfkrachten is, in het begin maakte. In hun publicatie ‘Het kinderboek vanuit een anere hoek’ hebben zij deze onmogelijke eis laten vallen.
Het optreden van deze actiegroep (begin zeventiger jaren) is een belangrijke nieuwe impuls voor de kinderliteratuur geweest. Auteurs en uitgevers, die de laatste jaren bewierookt werden en zo automatisch in het establishment verzeilden, moesten zich opnieuw bezinnen waar ze mee bezig waren. Deze allereerste actie vanuit het publiek bracht heftige discussies op gang en heeft waarschijnlijk een aantal schrijvers meer op scherp gezet dan ze zelf vermoeden.
Toch heb ik zo mijn stille verdacht dat er ook een reactie naar de andere kant op is gevolgd, die onder de dekmantel ‘nostalgie naar vroeger ook in het kinderboek’ zijn weg naar het publiek vindt. Opvallend is het tenminste hoeveel oude en bijna vergeten titels ineens weer van stal gehaald worden.
Of is het een noodsprong van de uitgevers? Want een' sterke, op de voorgrond tredende jonge generatie kinder- en jeugdboekenschrijvers ontbreekt vrijwel. Niet alleen bij ons, ook in andere landen.
Jongeren, die het ons schrijvers voorhouden hoe een kinderboek in elkaar hoort te zitten, bepalen zichzelf tot droogzwemmen. Niemand belet hen in praktijk te brengen wat ze zelf zo goed weten, en wat wij kennelijk niet in onze mars hebben.
Toch zullen de jonge kinder- en jeugdboekenauteurs uit deze groepen moeten komen, want zij houden zich tenminste serieus met de materie bezig. Straks zullen de huidige toppers bijgezet zijn op een erepodium, en verplichte leerstof. Zoiets moet je onder ogen kunnen zien in je vak. Gaat het er immers niet om dat de kinderen jeugdboekenauteur de verschuivingen in de maatschappij tijdig moet kunnen aanvoelen en invoelen? Tekort aan vitaliteit en visie komt voor ons allemaal, vroeg of laat.
Het jonge lezerspubliek krijgt meer dan ooit de kansen op betere scholing en een vroeger werkeloos zijn. Je inspannen, je goed gedragen, want dan kom je er wel (thema van veel kinderboeken) gaat een lachertje worden. Prestatiedwang, concurrentiezucht zullen in een ander daglicht komen te staan. Zalvend nationalisme zal het veld moeten ruimen voor gemotiveerde belangstelling voor andere volkeren, hun zeden, culturen.
Je moet van de generatie zijn, die dit aan de lijve ondervindt, om er zinnig over te kunnen schrijven en je lezers mee te nemen op een weg naar andere tijden.
‘De uitgevers willen niet,’ wordt er altijd beweerd. Maar uit wat er aan manuscripten een uitgeverij binnenrolt, merk je meteen dat de schrijvers nooit moderne kinderboeken lezen, en niet op de hoogte zijn van de recente ontwikkelingen. Zelfs werk van jongeren staat bol van conservatisme, verouderde verhaaltrant. Het sluit aan bij wat ze zelf in hun jeugd lazen. Maar ja, ze zijn geen kind meer, dus waarom zou je je nog met zoiets triviaals bezig houden? (Triviaalliteratuur - daar valt de kinderliteratuur op de meeste academies onder).
We zijn hier ook niet zo ver als in de DDR, waar studenten jaarlijks een boekentoelage krijgen, waarvoor ze geen studieboeken hoeven te kopen. Tot mijn verbazing merkte ik dat ze zeker zoveel prenten - en kinderboeken kochten als romans en gedichten. ‘Het hoort er toch bij? zeiden ze. Wie nu roept dat ze ‘in die landen’ zelfs het kinderboek misbruiken voor politieke indoctrinatie, die wil ik wel even uit de droom helpen. Zeker, er is een vorm van censuur, in die zin, dat je niets tegen de ideologie in mag schrijven. Wat inhoudt dat je niet perse het regiem - uitvoerder van de leer - hoeft op te hemelen. Dat laat veel speelruimte. De laatste jaren is critiek op het toenemend materialisme niet van de lucht. Rollenpatronen en de schijnwerkelijkheid van man-en-vrouw-zijn-gelijk worden grondig uit de doeken gedaan. Ouders, die alleen voor hun partijbaantje leven en geen oog hebben voor de problemen van hun kinderen, komt ook aan de orde. Net zoals het socialisme bedrijven uit profijt, maar je medemens laten stikken.
Men is er zelfs toe overgegaan in die landen de zoetelijke meisjesroman, die altijd geweerd werd als imperialistisch kapitalistische rotzooi, op een aangepaste manier aan de markt te brengen. Wat aan deze boeken opvalt is het veel hogere literaire peil: een prachtige taal, literair gedurfde beelden en uitweidingen, die bij ons lezerspubliek geen haalbare kaart zouden zijn. Ik heb een paar collegae daar eens gevraagd of ze niet teveel wilden schitteren als literatoren en daardoor de afstand tot hun weinig leesgetraind publiek vergrootten. Enkelen van hen zagen dit probleem wel, maar wensten niet verder door de knieën te gaan dan alleen in de themakeus: onderwerpen die dichter bij de jonge mens liggen.