een doodkist voor zichzelf en hoort dan van de raaf, die de schoonzoon blijkt te zijn, dat de doodkistenmaker zelf gestorven is en dat men wacht op de begrafenisstoet. Op even oprechte als hoffelijke manier maakt de schrijver zijn excuses, die beleefd aanvaard worden. Hij herinnert zich dat hij in die kamer ongewoon warm is geworden en dat ook de kou buiten, die hem bij zijn komst zo gehinderd had, hem nu niet meer raakt.
Waarom vind ik dit zo'n aangrijpend verhaal? Omdat het zo natuurlijk is. Natuurlijk in de zin waarin Reve in zijn eerste boek ‘De Avonden’ zo natuurlijk was. Het verschil is, dat hij zijn figuren in ‘De Avonden’ bekijkt met een natuurlijke weerzin, terwijl hij nu staat tegenover een dergelijke groep mensen, maar zonder die weerzin. Hij staat daar nu voor wat hij in dit kleine drama is: een vent die speelt met het begrip dood. Literair a.h.w. wil hij een kist bestellen, terwijl hij nog springlevend is. Zozeer heeft hij zich in zijn doodgaan verdiept dat zijn lichaamstemperatuur enige graden gedaald is. Wat gebeurt er. Geconfronteerd met een groep die hem aan zijn eigen jeugdomgeving doet denken, overvalt hem iets dat je een menselijk contakt kunt noemen. Die herinnering aan zijn jeugd wijst hij ook aan: ‘- woningen, die mij onmiddellijk aan de straten mijner jeugd in Tuindorp Watergraafsmeer, deden denken.’ Hij herinnert zich de mondorgelclub waarvan zeven jaar later een jongen in een Duits kamp is doodgemarteld. Hij denkt aan zijn overreden kat, zijn dode marmot. Ook komt er een liedje van de lagere school in hem boven bij het zien van een groenteboer. En daar zat hij in die kamer met bedroefde mensen en wat hem nog sterker evervalt dan die jeugdherinneringen, dat is een volstrekt reëel gevoel van confrontatie, van confrontatie met de ware dood die een mens heeft weggenomen. Hij laat in dat lucide moment zijn doodkisten-flauwekul voor wat die is en gaat onder het uitspreken van oprechte verontschuldigingen weg - tot zijn eigen stomme verwondering.
Men moet me goed begrijpen. Wat ik hier zeg, is wat op de lezer overkomt. Net zoals hij dat in ‘De Avonden’ doorgaans zo goed deed, onthoudt de schrijver zich van ieder commentaar. Hij geeft aan. Hij geeft levensgroot de tragedie van de dood aan.
Ik wil niet zeggen dat Gerard Reve als clown mij op zijn tijd niet geweldig amuseert. Het clowneske - dat mengsel van spot en spel met het drama van het menselijk bestaan - mag hem dan goed afgaan, ik lees Reve graag als hij niet de circusjongen uithangt.
GERARD REVE: ‘Een Circusjongen’
paperback: Elsevier 184 blz. 14.90
geb. editie: Athenaeum-Polak & Van Gennep 184 blz. 14,90 |
GERARO REVE ▲