Clara Eggink
Quia * absurdum
China is, althans in Nederland, niet zozeer iets waar men hartstochtelijke belangstelling voor koestert, als wel een onderwerp van discussie en polemiek waarbij de gemoederen heftig in beroering komen. Dat is duidelijk merkbaar in wat er via boek en tijdschrift tot ons komt. Wat ik nu eerst ga bekennen is iets dat op het ogenblik welhaast beschouwd wordt als sacrilège, nl. dat ik niet in de allereerste plaats belangstelling koester voor de Volksrepubliek en deszelfs culturele revolutie, in de overweging dat iedereen maar op zijn manier zalig moet zien te worden. Mijn aangeboren skepsis en mijn langzamerhand vergaarde kennis van het wezen genaamd ‘mens’ maken dat ik weinig geloof kan hechten aan welke heilstaterij dan ook.
Wat mij wèl interesseert is hoe deze Haagse Dame het er af gebracht heeft en voorts ook nog iets dat hier weinig mee te maken heeft, nl. wat deze volksrepublikeinen zo geluidloos en efficiënt in Afrika uitspoken. Maar dit onderwerp, dat in groot verband van wereldbelang moet zijn, komt niet aan de orde zodat we het voorlopig maar moeten doen met de wonderen van binnenhuizen, dankbare huismoeders en getuigende leiders, welke laatsten mij onherroepelijk aan de A.J.C. doen denken.
‘Ja - vóór de bevrijding was het weer hier natuurlijk heel wat slechter.’ Deze bijna tot onsterfelijkheid gedoemde woorden vormen het antwoord dat de reizende Margaretha Ferguson, de wanhoop nabij, gaf aan haar gids toen die opmerkte dat het zulk mooi weer was. Deze kleine dialoog is inderdaad afkomstig uit China waar zij enige weken rondgetrokken heeft. Zelfs de Chinezen kunnen het haar niet kwalijk genomen hebben. Want bij alles, altijd weer en den treure uit te moeten aanhoren hoe onbeschrijflijk de zaak er opvooruit is gegaan sedert de culturele revolutie, zou zelfs een engel uit de hemel tot hatelijkheden brengen. Van hoog tot laag, van intellectueel tot onderontwikkelde, van straatveger tot staatssecretaris, iedereen zingt het voor-en-na-liedje. Ieder zoals hij gebekt is weliswaar, maar de tekst is dezelfde.
Margaretha Ferguson is naar China gegaan met het stellige voornemen de goede dingen ook werkelijk goed te bekijken: de welvaart, de voeding, het anderwijs, de behuizing, het loon, de industrie licht en zwaar. Nu, dat heeft men haar dan ook laten zien. Geen openbare steen is met rust gelaten om haar en haar gezelschap ervan te overtuigen dat Mao Tse-toeng, bijna zoals Godzelf indertijd, de wereld opnieuw geschapen heeft. Maar helaas, aan tegels lichten op haar eigen houtje is ze niet toe kunnen komen. Altijd stond er wel een leidster, een gids of zelfs een vrouwelijke soldaat klaar om zijn of haar voet te zetten op die tegel die haar nu net zo aantrok. Maar ach, zelfs onder die tegel zal wel een papiertje met een tekst van Mao gelegen hebben.
Het verwondert me dat ze er geen trauma aan overgehouden heeft. Als volbloed Nederlandse, niet gewend aan de leiband te lopen - want je kunt van ons poldertje zeggen wat je wil, je kunt er nog altijd doen en zeggen wat er in je al of niet politiek ontwikkelde hoofd op komt, mits je maar van de pecunia afblijft - moet ze van tijd tot tijd wel tegen de muren opgevlogen zijn. Margaretha Ferguson heeft een onderhoudend reisboek geschreven, maar het moet een tour de force geweest zijn. Want de openhartigheid van haar reacties, haar zachtmoedige pogingen om het allemaal te begrijpen, om te geloven wat haar ogen zagen en vooral wat haar oren hoorden en het altijd maar weer botsen tegen die Chinese muur, dat aaneengesloten front van Chinees enthousiasme, moet haar toch uiteindelijk tot de vraag gebracht hebben: ‘En waar is de mens gebleven?’ Zij heeft toch zichzelf geplaatst tussen haar verwachtingen en de realiteit die zij gepresenteerd kreeg. Als ik haar geloof - en dat doe ik - dan zit het zo dat in het paradijs van Mao de mens verjaagd is en vervangen door een wezen waar nog geen naam voor is, maar in wiens hersens in elk geval alleen het alomvattende begrip ‘de Staat’ is overgebleven. Volhardend in haar moed, eindigt zij haar boek met de woorden; ‘China... daar moet je geweest zijn’. Ik vrees dat het niet onverwachte resultaat van haar boeiende verslag bij mij de kreet is: ‘Hoef ik niet?’
MARGARETHA FERGUSON: ‘Een haagse Dame in China’
Leopold 192 blz. 19.90 |
MARGARETHA FERGUSON (2E VAN LINKS) IN DE GROEP BIJ HET GEBOORTE - HUIS VAN VOORZITTER MAO INSJAU - SJAN