weld aan doen. Het is onomwonden duidelijk dat Boelgakov met ‘Hondehart’ de in de praktijk gebrachte idee van Lenin hekelde: een proletariaat uit een overwegend agrarische bevolking te stampen, net zoals Preobrazjenski uit een hond een regelrechte proletariër creëerde.
‘Bewonderen, beminnen, eerbiedigen betekent dat men zichzelf op een lager niveau stelt. Oprechtheid is iets behoorlijk stompzinnigs’, schreef Paul Léautaud (1872-1956) eens. Dat Léautaud tot beminnen in staat was, bewijst wel zijn in 1906 gepubliceerde werk ‘Jeugdliefde’, een autobiografie waarin de auteur zijn kennismaking met het meisje Jeanne Marié (het meisje met de gouden haren) beschrijft. Zij wordt zijn minnares, maar verlaat hem na verloop van tijd, wanneer zij, bij het theater verzeild geraakt als actrice, verliefd wordt op de hoofdrolspeler Paul Clozel. De fijngevoeligheid die soms aan Gogolj doet denken, het nog vrijwel ontbrekende cynisme, is van een geheel ander gehalte dan zijn ongrijpbare, zelf relativerende, maar toch door en door oprechte werk van latere tijd.
Na het onlangs in dezelfde reeks verschenen ‘Oostenwind Westenwind’ is nu, het veel minder bekende, zich eveneens in het China van voor de tweede wereldoorlog afspelende, roman ‘De Moeder’ van de Amerikaanse Nobelprijswinnares voor literatuur (1938) opnieuw uitgegeven. Hiermee is haar oeuvre in vertaling voor Nederland toegankelijker geworden. Zeker als men bedenkt dat bij uitgeverij Bruna vorige maand van dezelfde schrijfster een vertaling van ‘All under heaven’ (kinderen van één vader, vert. Yolande Kampschuur) is uitgebracht.
Van Henry Miller verscheen ‘Rustige dagen in Clichy’, waarin de schrijver zijn financieel arme, maar aan vrouwen, wijn en vertier rijke periode van zijn verblijf in Frankrijk beschrijft. Hij schreef het in 1940, maar het werd eerst in 1956, na lange tijd zoek te zijn geweest, grondig omgewerkt en gepubliceerd.
Met het verschijnen van de prozabundel ‘De adem van Mars’ is het werk van de in Brooklyn (VS) wonende en werkende Nederlandse auteur Leo Vroman voor de minder draagkrachtigen bereikbaar geworden. Voorheen waren deze ‘beschouwingen’ alleen te lezen in de bundel ‘Proza’, welke o.a. ook de verhalen ‘Tineke’ en ‘Snippers’ bevat. De oorspronkelijke, afzonderlijke uitgave van 1956 is allang uitverkocht. Het boek is met een bijzonder fraai omslag van Peter van Poppel uitgerust.
Voorts kan genoemd worden een herdruk van de indringende roman ‘Helse steen’ van Willem G. van Maanen wiens nieuwste boek ‘Hebt u mijn pop ook gezien’ zeer goed werd ontvangen.
Aan de ‘amusante en leerzame tips voor Romereizigers, anno 1962: ‘De Italiaanse Postkoets’ van Bertus Aafjes valt weinig toe te voegen. Bob den Uyl's debuut, en tevens één van zijn minder bekende boeken ‘Vogels kijken’ (1963) is in de serie opgenomen. Van dezelfde auteur werd onlangs in de Sonde-reeks van de Rotterdamse kunststichting een boekje uitgebracht met vijftien portretten, eerder gepubliceerd in het Vrije Volk.
Berserik verzorgde het geslaagde omslag bij ‘De man van overmorgen’, een van de ‘Vlaamse romans’ van de kort geleden, tezamen met Gerard Walschap, tot baron ‘verheven’ auteur Marnix Gijsen.
MICHAIL BOELGAKOV: ‘Hondehart’ vertaling: Marko Fondse PAUL LEAUTAUD: ‘Jeigdliefde’ vertaling W. Hartog
HENRY MILLER: ‘Rustige dagen in Clichy’ vertaling: Gerrit Komrij
PEARL S. BUCK: ‘De moeder’ vertaling: Beb Zody
LEO VROMAN: ‘De adem van Mars’
WILLEM G. VAN MAANEN: ‘Helse steen’
BERTUS AAFJES: ‘De Italiaanse postkoets’
BOB DEN UYL: ‘Vogels kijken’
MARNIX GIJSEN: ‘De man van overmorgen’
verschenen bij uitgeverij Querido 4,90 per deeltje