Clara Eggink
Veel waarheid, te veel gekeuvel-
nieuwe roman van Frank Martinus Arion
In een interview met Mensje van Keulen in de H.P. las ik: ‘Frank Martinus Arion wil niet alleen een mooi, spannend boek schrijven maar daarmee tevens de arbeidersklasse vooruit helpen.’ Nu wil ik wel aannemen dat Arion dat niet precies zo gezegd heeft als de heren interviewers, John Jansen van Galen en Henk Spaan (op hun terrein bepaald geen wonderen) het hier citeren, maar iets dergelijks moet hij toch losgelaten hebben. Hoe je b.v. ‘de arbeidersklasse’ vooruit helpt met de roman ‘Dubbelspel’ blijft mij wat raadselachtig, terwijl ik dit drama van de vier Curaçao'se dominospelers en twee vrouwen als debuut een meesterlijk werk vind, dat ik voorlopig niet vergeten zal.
In dit nieuwe boek van Arion is het wel duidelijk dat hij meer wil dan alleen een goed boek schrijven. De sociale bewogenheid waar hij uitdrukking aan wil geven is er zeker in merkbaar, maar of het werk daar nu mee vooruitgegaan is, is een andere zaak. Arion heeft dit lijvige ‘Afscheid van de Koningin’ gegoten in de vorm van journalistenwerk. De ‘ik’, genaamd Sesa Lopes, reist door Afrika voor zijn krant Nieuw Nederland. Die ikstijl maakt de indruk alsof de schrijver ook al heet die ‘ik’ dan anders, er toch tamelijk dicht bij betrokken is. Dat behoeft niet zo te zijn, want een goede schrijver is natuurlijk in staat zijn ‘ik’ verschillende vormen te laten aannemen. Maar die indruk zal hij toch willen maken, anders deed hij het niet. Goed. Sesa Lopes is uitgestuurd naar een pas vrijgeworden staat aan de westkust van Afrika omdat de koningin daar een statie-bezoek brengt. Hij noemt die staat Songo en zegt dat dit land aan de Atlantische Oceaan ligt, met Guinea (welk?) in het noorden, Mali in het oosten en Sierra Leone in het zuidoosten. Songo moet dus een stuk van ex-Frans Guinea zijn. Aangezien ik niet precies op de hoogte ben van de reizen van HM en omdat de naam Songo bij mij ook geen herinnering oproept, zo min als de hoofdstad die Tamina heet, ben ik maar eens op recente kaarten gaan snuffelen. Ik ben er niet uitgekomen. Ook de rivier genaamd Baī, die door dit land stroant ‘binnenkomend van uit Guinea (alweer welk) dwars door de aan de Atlantische Oceaan gelegen hoofdstad Tamina stroomt en die “een zijarm van de Niger” moet zijn, was niet te vinden. Enfin, Afrika schijnt nog altijd niet geheel in kaart gebracht, hoewel we de periode waarin het hart van dit werelddeel een witte vlek was, met daarin Hoc sinct leones (hier zijn leeuwen) wel teboven zijn. Het nare is dat deze geheimzinnige situering bij mij een klein achterdochtje heeft opgeroepen. En nog iets anders ook maar daar
kom ik wel aan. De journalist beleeft veel, heel veel. Ten eerste ziet hij HM met een zwarte man dansen, de president van de staat Songo en genaamd Wawili. Dat doet zij, zo vertelt hij, vanwege de houtleveranties en hij noemt dat ook de Handelsdans. Daarbij de conclusie trekkend dat discriminatie eigenlijk niet bestaat omdat deze onaangename eigenschap direct het loodje legt als het om de duiten gaat. Terecht maar lang niet nieuw. Wel komt hij tot de amusante conclusie dat hij eerder het recht heeft met HM te dansen, daar hij in zijn jeugd op Curaçao jarenlang met een loodzware vlag heeft moeten sjouwen van wegen HM's verjaardag. Teruggekeerd in zijn, in een niet sjieke wijk gelegen, hotel ontmoet hij daar het meisje Gadisha uit Mali dat zich te koop biedt. Sesa, uit op het welzijn van zijn medemens, zegt haar dat zij veel te jong is voor het vak, dat prostitutie slavernij is en weet haar te overreden, inderdaad met geld en goede woorden, dat zij ermee op moet houden, een baantje moet zoeken en gaan studeren. Dat laatste was zij al van plan. Geheel verrast ontmoeten we het meisje later in een fatsoenlijk baantje en nog later als een dappere verzetstrijdster.
In dit dikke boek (344blz. ) wordt de ellende in de wereld uitvoerig opgesomd en terecht natuurlijk. De Amerikanen, de Zwitsers, de Nederlanders, de bestuurders van de nog maar zo kort vrijgeworden staten van Afrika, Zuid-Afrika, de multinationals, ze gaan allemaal voor de bijl en nogmaals, terecht. Jammer is althans voor mijn gevoel, dat Arion zijn juiste motieven vastknoopt aan zulke eigenaardige voorvallen tijdens zijn reis. Daar is b.v. zijn eindeloze gesprek met de zuid-Afrikaanse Naomi, die naast hem zit in het vliegtuig als hij voor de tweede maal naar Tamina reist. Naomi is blond natuurlijk met zeer blauwe ogen en op weg naar