Cornets de Groot
Onder professoren
Onder professoren van W.F. Hermans is een verhaal van meer dan 400 bladzijden, dat zich afspeelt in een universiteit, in een universiteitsstad in de provincie, rond Rufus of Roef Dingleman, een hoogleraar, die de grootste prijs kreeg, die er voor wetenschappers is weggelegd; de Nobelprijs voor de chemie. Hij slaagde er nl. in een stof samen te stellen, waarvan het moeilijke was, dat een van de chemicalién bij 200 graden al uiteen viel, terwijl de reactie alleen bij een verhitting in vacuo op 330 graden verliep Een imbeciel, zegt Roef, had ook op het idee kunnen komen, om er alles op 330 graden te verhitten, behalve dan die ene stof, die je er pas later aan toevoegt.
Het geniale berust op de eenvoud van de logika daarom zijn genieën zo zeldzaam. Men legt aan de oplossing van een moeilijkheid maar al te vaak een psychische inspanning ten koste, die bij nader beschouwing heel wat geringer zou kunnen zijn. De moeilijkheid is, dat maar weinigen, en deze maar zelden, de voor de hand liggende oplossing vinden. Humburg maakt daarom meer indruk op ons, dan het serieuze zoeken naar dat wat voor het verstand aannemelijk is. En daarom is het geen wonder dat niemand Roef feleciteerde, toen hij zijn stof maakte, en dat nu 20 jaar later, iedereen het doet, omdat hij de Nobelprijs er voor kreeg.
Wie dit bedenkt, kan niet al te hard oordelen, geloof ik, over de leeghoofdigheid der hooggeleerde, niet geschoolde lotgenoten? Voor een verhandelaarstrant hoef je dit boek dan ook niet bang zijn. Niet op het stuk van kennis en wetenschap is immers de inspanning der academici gericht, maar op de mentaliteitsverandering die een gedemocratiseerde universiteit van onderrichters en studenten verwachten mag. Modieuze kleding, een dito taaltje en een daarmee over-eenkomstigegedrag zijn dan van oneindig veel groter belang dan hersens.
Het moet worden gezegd, dat Roef zich in dit opzicht gunstig onderscheidt van zijn collega's. Hij is een vakidioot met schoolmeestersbloed, volkomen onbruikbaar in dit milieu - eerder een zondebok dan een gevaar. Goddank voor onze tijd is hij daarbij een eenling, gemeden door iedereen, en door zijn directeur, die hem het leven zuur maakt, gehaat.
Tegenover Dingelam bevinden zich diens collega's, die, door ijdelheid, eigenliefde en goedgelovigheid in beginsel ongevaarlijk en bijna onschuldig zijn, ware het niet dat juist deze wereldverbeteraars gemanipuleerd worden door gepolitiseerde aksiegroepen, die in de progressieve Goudewolf, - een Hitlerman in de oorlog - hun inspiratiebron hebben gevonden.
Wie gelooft dat de sleutelroman Onder professoren het universitaire leven in Groningen kritiseert, heeft wellicht gelijk. Maar hij zal ten slotte toe willen geven, dat Hermans' kijk op dit leven mild tot zeer mild genoemd moet worden. Maar is het Hermans wel die hier aan het woord is?
Dokter Barends, een vriend van Roef sinds de oorlog, en de psychiater van een paar van diens collega-s, verlicht in zekere zin de taak van de verteller, doordat hij van Roef en van diens collega's een spychologisch portret tekent in de fragmenten van zijn dagboek die in de roman zijn opgenomen. Op pag. 125 staat te lezen;
‘Het zou, waren romanschrijvers wezens van vlees en bloed, nauwelijks mogelijk zijn geweest zo nauwkeurig te beschrijven hoe de presidentcurator in zijn leren stoel zat, de krant inkeek, de krant neerlegde en opstond - en dat helemaal zonder zelf te worden gezien’. De papieren verteller, dokter Barends, heeft daar het veld geruimd voór de ware - de speler de speler met realiteiten, met woorden, literatuurtheorieën, observaties, ervaringen, en vooral met dat wat volgens buitenstaanders de eenheid van de handeling verbreekt, maar dat nu juist voor romanciers van vlees en bloed van iets meer belang is, dan literaire conventies kunnen zijn.
Pas aan het slot komt dokter Barends weer terug met een laatste dagboekfragment dat de beslissende wending aan het verhaal geeft. Maar in die tussentijd heeft de onzichtbare verteller alle gelegenheid zijn portrettengalerij te voltooien, boven de ingang waarvan geschreven zou kunnen staan, dat indruk maken ten minste al iets is, wanneer gedachtenwisseling onmogelijk is. Want van gedachtenwisseling tussen universiteitsbestuurders en oproerige studenten kan natuurlijk geen sprake zijn. Men volgt, liefst